Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-07-2019

Clercq, René de

betekenis & definitie

Vlaams schrijver, *14.11.1877 Deerlijk, †12.6.1932 Maartensdijk (Utrecht). Hij promoveerde te Gent in de Germaanse filologie.

Hij was leraar te Nijvel, Oostende en Gent. Tijdens de Eerste Wereldoorlog gaf hij aanvankelijk les in Nederland maar hij werd omwille van zijn redactionele activiteit in De Vlaamsche Stem, zijn voorstaan van bestuurlijke scheiding en zijn 11 juli-rede te Bussum in 1915 door de Belg. regering als leraar ontslagen. In 1917 werd hij conservator van het Wiertz-museum te Brussel en in 1918 ondervoorzitter van de Raad van Vlaanderen. In 1918 week hij opnieuw uit naar Nederland. De Clercq debuteerde als leerling van Gezelle maar zonder diens religieuze inslag. In ongekunstelde, sterk ritmische, soms sentimentele verzen bezong hij de Vlaamse natuur, het huiselijk leven, de landelijke ambachten.

Vele van zijn liederen (op muziek gezet door Emiel HulIebroeck en H.Cuypers) werden gemeengoed; b.v. Tineke van Heule, Moederke alleen, Lapper Krispijn, Het lied der terwe, De gilde viert, Hemel-huis, Daar is maar één land, alsmede de ernstiger gedichten Gent, Bede, Aan die van Havere. De tweede periode van zijn poëzie was de sociaal-geëngageerde, waarin hij opkwam tegen sociale wantoestanden. In zijn oorlogsbundel De zware kroon (1915) verheerlijkte hij het overrompelde België. Later ging de hartstochtelijke Vlaams-nationale strijden belijdenislyriek zijn werk beheersen. Werken: Gedichten (1907), Toortsen (1909), De zware kroon (1915), De noodhoorn (1916), Tamar (1917), Het boek der liefde (1921), Een wijnavond bij dokter Aldegraaf (1927), Kaïn, Saul en David; Absolom (1934), Daar is maar één land (bloeml. 1964). LITT. J.J.Wijnstroom, R.de Clercq (1938); W.Moens, De dooden leven (1938).

< >