Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Cheque

betekenis & definitie

[Fr.], m. (-s), een door de opdrachtgever (trekker) getekende, onvoorwaardelijke, schriftelijke opdracht aan een bankier (betrokkene), die fonds van de trekker onder zich heeft, tot betaling van een bepaalde som op zicht aan een met name genoemde persoon (eventueel de trekker zelf), aan diens order of aan toonder.

Een crossed cheque (gekruiste cheque) is een cheque waarop door de trekker of houder aan de voorzijde twee evenwijdige lijnen zijn geplaatst. Staat hiertussen geen enkele aanwijzing (algemene kruising) dan kan door betrokkene alleen worden betaald aan een bankier of aan een cliënt van betrokkene. Wordt tussen de lijnen de naam van een bankier vermeld (bijzondere kruising), dan kan de betrokkene slechts betalen aan de aangewezen bankier of, indien deze de betrokkene is, aan een van zijn cliënten. Een bankier mag een cheque slechts in ontvangst nemen van een van zijn cliënten of van een andere bankier. De kruising maakt inning door onbevoegden onmogelijk, maar vermindert de circulatiemogelijkheid. Doordat betaling van een cheque door creditering plaatsvindt, komt ze sterk overeen met de verrekeningscheque, een cheque waarop in schuinse richting ‘in rekening te brengen’ staat vermeld.

Daarmee geven trekker en houder aan, dat betaling alleen door boeking of overschrijving dient te geschieden. De betrokkene die deze betaling niet naleeft, is verantwoordelijk voor schade tot het bedrag van de cheque. De meeste staten hebben zich bij het Verdrag van Genève van 7.6.1930 verplicht tot invoering van uniforme wettelijke bepalingen betreffende cheques.

In Nederland is de cheque niet tot grote ontwikkeling gekomen, zulks in tegenstelling tot de Angelsaksische landen. In deze landen wordt de cheque niet alleen gebruikt voor grote, maar ook voor kleine betalingen. De cheque neemt daar voor een deel de positie in, die in Nederland op het terrein van de kleine dagelijkse betalingen door het bankbiljet wordt vervuld. Er worden thans pogingen gedaan hierin verandering te brengen (zie betaalcheque). Voor betalingen van grote omvang en op enige afstand neemt het girale geldverkeer in Nederland de vorm van overschrijvingen aan (overigens een kortere weg). Wellicht moet het achterblijven van de cheque in Nederland in de fiscale wetgeving worden gezocht: cheques waren tot 1943 aan zegelrecht onderworpen, terwijl overschrijvingen hiervan waren vrijgesteld.

Op basis van het Verdrag van Genève is in 1934 de wettelijke regeling tot stand gekomen (artt. 178—229d, WvK). Deze is niet van toepassing op postcheques.

Ook in België is de cheque pas in de jaren zestig van de 20e eeuw tot grote ontwikkeling gekomen. Teneinde het gebruik ervan te bevorderen werd het zegelrecht, waaraan de cheque onderworpen was, in 1962 afgeschaft. De cheque was summier geregeld bij de wet van 20.6.1873 (aangevuld op diverse data). Op 16.4.1933 werd een wetsontwerp ingediend om het Verdrag van Genève toe te passen. Pas op 1.3.1961 werd de uniforme wet op de cheque aangenomen (Stb. van 2.2.1962). Het KB nr. 56 van 14.11.1967 tot bevordering van het gebruik van giraal geld heeft bijgedragen tot een versnelde ontwikkeling van de cheque.

Ook het doordringen van de zichtrekening tot nieuwe bevolkingsgroepen, mede onder druk van een actief beleid vanwege de financiële instellingen en de veralgemeende invoering van waarborgen (chequegarantiekaart, Eurocheque) heeft tot een wijziging in de betalingsgewoonten geleid met als gevolg dat van 1960—76 het aandeel van het giraal geld in de totale geldhoeveelheid gestegen is van 42,5 % tot 60 %. Het aantal zichtrekeningen bij de banken steeg van 1,15 mrd. in 1965 tot 2,24 mrd. in 1973; het aantal uitgereikte cheques van 27,1 mln. in 1969 tot 68,4 mln. in 1973.

Een zelfde ontwikkeling deed zich voor bij de privéspaarkassen en tevens bij de openbare financiële instellingen.