Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Chef

betekenis & definitie

[Fr. Lat. caput, hoofd], m. (-s),

1. persoon die aan het hoofd staat: de chef van een afdeling, m.n. aan een ministerie; chef de bureau, eerste ambtenaar van een afdeling bij uitgebreide administraties, m.n. bij de spoorwegen; chef van de generale staf; chef de mission, leider van een nationale ploeg deelnemend aan de Olympische Spelen; (spoorwegen) chef van een station; de chef van een zaak, eigenaar, bestuurder; chef de cuisine, hoofd van het keukenpersoneel, b.v. van een restaurant; chef de partie, afdelingschef in de keuken van een groot restaurant;
2. superieur, persoon onder wie iemand werkt, ‘baas’: waar is uw chef?;
3. (in samenstellingen) eerste, meester—: chef-etaleur, chef-inkoper, chef-kok, chef-machinist.

< >