o., joodse religieuze beweging in Oost-Europa in de 18e eeuw.
Het chassidisme, gesticht door Israël Baal Sjem Tov, stelde de vreugde om God te dienen en goede daden en intentie hoger dan wetstudie, die slechts aan een kleine kring voorbehouden was. Hierdoor kreeg de beweging vooral aanhang onder het gewone volk. De filosofie van het chassidisme baseert zich voornamelijk op de kabbala; zijn litteratuur bestaat o.a. uit legenden, verhalen en liederen, geweven om de figuren van de stichter en zijn opvolgers, verteld en opgetekend ook in het Jiddisch, de taal van het joodse volk in Oost-Europa. Daar het chassidisme de stelling huldigde, dat de rabbi bemiddelaar is tussen mens en God en een van de steunpijlers van het heelal, werd hij zeer vereerd. Men kende hem zelfs bovenaardse kracht toe. Daardoor ontstonden later allerlei bijgelovige uitwassen rondom de ‘wonderrabbi’s’. Uit het chassidisme kwamen verschillende andere ethische en filosofische stromingen in het jodendom voort. zie afb.
LITT. L.Gulkowitsch, Der Chassidismus, religionswissenschaftlich untersucht (1927); S.Dubnow, Gesch. des Chassidismus (1931); M.Buber, Deutung des Chassidismus (1935); M.Buber, Die chassidische Botschaft (1952); G.Scholem, Die jüd. Mystik in ihren Hauptströmungen (1957); G.Scholem, Von der myst. Gestalt der Gottheit (1962); G. Scholem, Judaica (1968); H.M.Rabinowicz, World of chassidism (1970).