Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Chagall

betekenis & definitie

Marc, Frans schilder, glazenier, beeldhouwer, lithograaf en etser, van Russisch-joodse afkomst, *7.7.1887 Liosno. Chagall ontving zijn opleiding in Sint-Petersburg, waarheen hij in 1907 vertrok.

Zijn eerste werken, zeer melancholiek van stemming, beelden vooral de elementen van het leven uit: geboorte, dood, huwelijk, begrafenis.In 1910 werd hij in staat gesteld om naar Parijs te gaan. Hier sloot hij zich aan bij de kubisten; hun werk betekende voor hem een bevrijding. Spoedig vond Chagall zijn eigen stijl, waarin hij op droomachtige wijze herinneringen aan zijn geboortedorp in Rusland uitbeeldde (Ik en mijn dorp, 1911).

In 1914 keerde hij via Berlijn, waar een tentoonstelling van hem gehouden werd, naar Rusland terug. Door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog was hij gedwongen de oorlogsjaren in Rusland door te brengen. In 1917 werd hij benoemd tot commissaris voor de kunst in zijn geboortestreek Vitebsk, waar hij een staatsacademie oprichtte.

Zijn idealen die hij aan deze instelling verbond, leden schipbreuk, zodat hij in 1920 in Frankrijk terugkwam en zich in Parijs vestigde. In deze tijd beeldde hij telkens weer de liefde voor zijn vrouw Bella uit: Les amoureux (1925), Nous (1927), Amants (1927-28), maar evenzeer weer herinneringen aan Rusland, zoals Les acrobates (1926). Na een reis naar Palestina (1931) kwam hij naar Nederland om Rembrandt te bestuderen en in 1934 ging hij naar Spanje voor het werk van El Greco.

Vervolgens bezocht hij Polen en Italië. In 1941 vluchtte Chagall met zijn vrouw en dochter naar New York. Na de dood van zijn vrouw echter keerde hij in 1947 naar Frankrijk terug, waar hij met beeldhouwen begon en glasramen ging ontwerpen, o.a. voor de kathedraal te Metz, voor de synagoge van het Hadassah-hospitaal te Jeruzalem en voor het VN-gebouw in New York.

Verder ontwierp Chagall wandtapijten, o.a. voor de Knesseth te Jeruzalem. In opdracht van de Franse regering maakte hij in 1964 een plafondschildering voor de Opéra te Parijs. In 1966 schonk hij 67 schilderijen aan de Franse staat: zij zullen worden tentoongesteld in een te bouwen museum in Nice.

Chagalls werk, verwant aan het expressionisme, geeft de herinnering weer van de fantasieën, die in bonte mengeling in de droom worden doorleefd. De luisterrijke kleur en het intuïtief zuiver gevoel voor ritme en harmonie verlenen aan dit van symboliek vervulde werk een geheel eigen karakter. Chagall heeft verder veel gelithografeerd en gegraveerd, o.a. de serie Mein Leben.

Ook maakte hij boekillustraties : o. a. De dode zielen van Gogolj, Les fables van La Fontaine, en de bijbel.

LITT. R. Schwob, Chagall et l’âme juive (1931); A. Soldenhoff, Chagall (1933); L. Venturi, M. Chagall (1945); J.J.

Sweeney, M. Chagall (1946); F. Meyer, M. Chagall (1961); J. Cassou, Chagall (1966); G. Cramer, M.

Chagall, monotypes (1966); R. McMullen, The world of M. Chagall (1968).

< >