Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Callgeld

betekenis & definitie

o., (ook: daggeld), geld dat geleend is op in Nederland en België uiteenlopende voorwaarden; in Nederland: voor onbepaalde tijd, zodat de lening elke dag opgezegd kan worden zowel door de geldgever als door de geldlener; in België: voor één enkele dag. Callgeld wordt meestal geleend tegen onderpand van fondsen (schatkistpapier of effecten).

Het wordt verhandeld op de geldmarkt.Callgeld bezit een uitermate grote liquiditeit. De rente kan per dag veranderen (hiervoor worden de callgeldnoteringen opgemaakt).In Nederland manifesteert callgeld zich in verschillende vormen, nl. bankierscall, beurscall en geld on call zonder meer. In het eerste geval voorzien de banken elkaar tijdelijk van krediet op korte termijn; onderpand is hierbij geen gebruik. In het tweede geval betreft het een krediet tussen beursleden onderling; als onderpand doen dan effecten dienst, waarbij een zeker surplus in acht wordt genomen en een akte wordt opgemaakt. Het laatste geval slaat op de discontomarkt, waar de discontomakelaars wissels en vooral schatkistpapier verhandelen. Voor de financiering van transacties maken zij vaak gebruik van voornamelijk door de algemene banken verstrekt callgeld (het zgn. makelaarscallgeld); de wissels en het schatkistpapier strekken dan tot onderpand, maar surplus is hierbij niet gebruikelijk. Het omgekeerde is ook mogelijk, nl. dat de banken als geldnemer optreden en derhalve onderpand moeten deponeren overeenkomstig de wensen van de geldgevers.

Ook vinden wel transacties plaats in callgeld zonder onderpand (blanco-call), m.n. als de geldnemer niet over het vereiste onderpand beschikt (b.v. bij Amerikaanse banken die in Nederland gevestigd zijn). Tussen callgeld met onderpand en blanco-call bestaat een rente-écart van meestal 1 a 2% op jaarbasis. Transacties tussen bedrijven onderling komen eveneens voor via makelaars, en steeds als blanco-call, want onderpand hebben zij meestal niet; een belangrijk voordeel hierbij is dat de zelfstandig opererende makelaars hierbij de anonimiteit van marktpartijen garanderen. Sommige makelaars hebben eventueel toegang tot de faciliteiten van De Ned. Bank om aldaar krediet op te nemen. Om snelle en veilige afwikkeling van gedane transacties te Waarborgen werd hiertoe in 1952 het zgn.

Disconto & Callgeld Clearing Instituut (DCI) opgericht (in feite een afdeling van de Kas-Associatie NV), dat zich belastte met de clearing van schatkistpapier, dat tussen geldgever en geldnemer moest worden uitgewisseld. De schatkistpapieromzetten via het DCI liepen in het begin van de jaren zeventig sterk terug: 1970 ca. ƒ 25 mrd., 1971 ƒ 20,5 mrd., 1972 (laatste cijfers) ƒ 12,5 mrd. Ongetwijfeld hield de teruggang verband met de onaantrekkelijkheid van schatkistpapier als belegging en het gebrek aan schatkistpapier bij makelaars, die, als zij als tussenpersoon de anonimiteit van de marktpartijen wilden garanderen, zelf onderpand moesten geven, waardoor zij meer als bemiddelaar zijn gaan optreden en de blanco-transacties aanzienlijk zijn toegenomen. Ook is het mogelijk dat ander onderpand wordt verstrekt. Sedert 1975 is weer enige opleving waarneembaar ten gevolge van het afgeven van schatkistpapier door de agent van het Ministerie van Financiën.

De belangrijkste partijen bij callgeldtransacties zijn: de agent van het Ministerie van Financiën, de lagere publiekrechtelijke lichamen (prov., gemeenten), de banken, inclusief de Bank voor Ned. Gemeenten, wisselmakelaars, commissionairs in effecten en andere leden van de Vereniging voor de Effectenhandel; ook grote bedrijven, verzekeringsmaatschappijen, pensioenfondsen e.a.

LITT. C.D. Jongman, De Ned. geldmarkt (1960); W.R.T.I.M. van der Does de Willebois, Het Ned. alg. bankwezen I (1974).

In België moet callgeld binnen 24 uur aan de lener worden terugbetaald samen met de interest. De vragers en aanbieders van daggeld zijn bepaalde instellingen uit de publieke sector (het Herdisconterings- en Waarborginstituut, HWI, het Rentenfonds), de banken en andere financiële instellingen (b.v. ASLK, NMKN, NMBS, RMZ). Belangrijke wijzigingen in de callgeldmarkt werden doorgevoerd door de hervormingen van 17.11.1959, 1.1.1962 en 1.5.1969. De eerste gaf aanleiding tot het ontstaan van de ‘markt van het gewaarborgd daggeld’, waardoor de twee vroegere markten ‘in verrekening’ en ‘buiten verrekening’ werden ééngemaakt. De deelnemers aan deze markt zijn toegetreden tot een protocol, dat de voornaamste beschikkingen bevatte betreffende de daggeldverrichtingen en ondertekenden tevens een algemene akte die het stellen van waarborgen behelst bij de Nationale Bank van België, die optreedt als ‘aangenomen derde’.

Het protocol werd vervangen door een nieuw, dat op 1.5.1969 in werking trad. De tweede hervorming verbeterde het mechanisme van de callgeldmarkt en versoepelde de verhoudingen tussen de verschillende afdelingen van de geldmarkt (o.a. afschaffing van de kascoëfficiënt, nieuwe voorschriften inzake dekkingsverplichtingen, wijziging van de vaststelling van de kredietrentetarieven in de banken). De derde beoogde een beïnvloeding van de werking van die markt door de verruiming van de kring van deelnemers, het bekomen van een regelmatiger geldaanbod en te beletten dat op de markt ontleende bedragen voor de financiering van krediet- of beleggingsverrichtingen zouden worden aangewend, in plaats van te dienen als dekking voor tijdelijke financieringsbehoeften. De marktverrichtingen worden afgewikkeld onder leiding van de Nationale Bank, die twee mandatarissen afvaardigt: de ene als noteerder, de andere als vertegenwoordiger van het Rentenfonds en van diverse andere instellingen, Luxemburgse organismen, sommige Europese instellingen, sommige spaarkassen en de banken die niet te Brussel gevestigd zijn. Benevens de Nationale Bank treden nog andere parastatale instellingen op, m.n. het HWI, de ASLK, de NMKN, de NKBK en het Gemeentekrediet van België. Tenslotte zijn er nog de banken, rechtstreeks deelnemend aan de Verrekenkamer te Brussel, die op hun beurt andere banken en spaarkassen vertegenwoordigen. De verhandeling van callgeld geschiedt in hoofdzaak op de callgeldmarkt van Brussel door tussenkomst van de Verrekenkamer van Brussel.

LITT. F.R. Vanes en A. Verheirstraeten, De geld- en kapitaalmarkt I (3e dr. 1973).

< >