Wat is de betekenis van Surplus?

2023-06-10
AI woordenboek

ChatGPT (2023)

surplus

Surplus verwijst naar het overschot of de extra hoeveelheid van iets dat beschikbaar is boven wat nodig is of verwacht wordt. De term wordt vaak gebruikt in de economie en handel. Enkele specifieke betekenissen van een surplus zijn: * Economisch surplus, het verschil tussen de totale waarde die consumenten bereid zijn te betalen voor een goed of...

Lees verder

Direct toegang tot alle 20 resultaten over Surplus?

Word nu vriend van Ensie
2023-06-10
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Surplus

[Fr., van MLat. superplus; zie super-, en plus] overschot; het te veel betaalde.

2023-06-10
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Surplus

overschot; teveel

2023-06-10
De vreemde woorden.
woordenboek

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Surplus

o., overschot; rest; meerder bedrag.

2023-06-10
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Surplus

overschot, ’t teveel, surplus; au surplus, voor ’t overige; ten overvloede; bovendien; en surplus de..., boven en behalve.

2023-06-10
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

surplus

I. surplus, overschot; II. als overtollig; surplus population, overbevolking; surplus value, meerwaarde, overwaarde.

Lees verder
2023-06-10
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Surplus

(Fr.), o., 1. datgene waarmee een genoemd bedrag wordt overschreden; — (effect.) datgene wat boven de verhandelde koers een verkoper van een derde koper moet ontvangen, — (ook) wat aan een prolongant moet worden bijgepast; — 2. overblijvende hoeveelheid.

Lees verder
2023-06-10
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Surplus

bij belening van goederen en effecten de overwaarde, die het onderpand moet hebben boven het geleende bedrag.

2023-06-10
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

Surplus

(-pluu) o. overschot, rest, meerder bedrag.

2023-06-10
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

surplus

o. (Fr. overschot; het te veel betaalde; het meerder bedrag).

2023-06-10
Vreemde woordenboek

S. van Praag (1937)

surplus

o. overschot.

2023-06-10
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Surplus

(banktechnisch) is de meerwaarde, welke een onderpand moet hebben boven het daarop ter leen verstrekte bedrag. → Beleening; Prolongatie; Suppleeren.

2023-06-10
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

surplus

(sur'plus) o. [Fr.] overschot, meerder bedrag, het te veel betaalde.

2023-06-10
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

surplus

[Fr.], o., 1. overschot; 2. onverkoopbare voorraad; 3. het meerdere bedrag.

2023-06-10
Vreemde woorden woordenboek

Fokko Bos (1914)

surplus

surplus, - o., overschot; rest; meerder bedrag.

2023-06-10
Handelslexicon

J. Hagers (1910)

Surplus

Surplus - over, overschot, meer ontvangst dan uitgaaf, meer te goed dan schuldig. Het woord surplus wordt vooral gebruikt in beleening- en prolongatiezaken, om aan te duiden, dat en hoeveel de waarde van het onderpand hooger moet zijn dan het daarop verstrekte voorschot. In den regel wordt 20% surplus gevorderd. Het surplus bij effectenbeleening bi...

Lees verder
2023-06-10
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Surplus

fr., overschot, rest; in den fondsenhandel het bedrag, dat bij een prolongatie, aan den prolongant moet worden bijgepast.

2023-06-10
De kleine Zuiveraar - vreemde woorden woordenboek

G.F. Callenbach (1908)

Surplus

overschot; overloon.

2023-06-10
Wink's vreemde woordenboek

dr. Jan Romein (1906)

Surplus

o. Fr., overschot, rest, meerder bedrag, koersverschil dat bijgepast moet worden.

2023-06-10
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Surplus

Surplus - o. overschot, het meerdere: (in den fondsenhandel) datgene, wat boven den verhandelden koers een verkooper van een derden kooper moet ontvangen, (ook) wat aan een prolongant moet worden bijgepast.