Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Braak, menno ter

betekenis & definitie

Ned. letterkundige, *26.1.1902 Eibergen, †(zelfm.)15.5.1940 ’s-Gravenhage. Hij studeerde in Amsterdam geschiedenis en Ned. letteren en promoveerde in 1928 op de dissertatie Kaiser Otto III.

Hij was enige jaren leraar en werd in 1933 redacteur letterkunde van het dagblad Het Vaderland. Hij was medeoprichter van het ‘Comité van Waakzaamheid’, waarvoor hij de brochure Het nationaal-socialisme als rancuneleer (1937) schreef.

Ter Braak behoorde eerst tot de groep van De Vrije Bladen en was bevriend met H. Marsman en D.A.M. Binnendijk. Eind 1931 richtte hij met E. du Perron Forum op, dat nog steeds geldt als het belangrijkste letterkundige tijdschrift van de periode 1916-40.

Na het verdwijnen van Forum (eind 1935) werd Ter Braak vaste medewerker aan het letterkundig tijdschrift Groot Nederland (1903-44). Reeds vroeg had Ter Braak zich ontwikkeld tot een scherp criticus en een uitstekend essayist, met veel aandacht voor het ‘litteraire’ element in zijn stijl, zoals blijkt uit zijn Carnaval der burgers (1930), waarin hij, sterk beïnvloed door Carry van Bruggens Prometheus, in de vorm van gelijkenissen het bestaan beschouwt vanuit de tegenstelling ‘dichter-burger’.

Zijn kritisch werk uit die jaren bundelde hij in Afscheid van domineesland en Man tegen man (1931), terwijl zijn bemoeienissen met de filmkunst (b.v. zijn oprichting van de Filmliga) hun neerslag vonden in Cinema militans (1929; zijn eigenlijke debuut) en De absolute film (1931). De vriendschap met Du Perron en studie van het werk van F.W.

Nietzsche hebben Ter Braak sterk beïnvloed. Zijn veranderde visie op de esthetica blijkt uit het grote essay Démasqué der schoonheid (1932).

De ontmaskering van het ‘hogere’ als vorm van eigenbelang vindt nog grondiger plaats in zijn beroemdste essay Politicus zonder partij (1934), waarin ook het ideaal van de ‘honnête homme’ verdedigd wordt. Het nationaal-socialisme met al zijn begeleidingsverschijnselen werd door hem geanalyseerd en bestreden in o.a. het toneelstuk De pantserkrant (1935) en de essaybundels Van oude en nieuwe christenen (1937) en De nieuwe elite (1939).

Ter Braak schreef ook twee romans: Hampton Court (1931) en Dr. Dumay verliest (1933), die belangstelling verdienen vanwege de wijze waarop hij zich in romanvorm trachtte te bevrijden van een persoonlijke problematiek.

Zijn invloed op de naoorlogse generatie is zeer groot geweest. Uitgaven: Verzameld Werk (7 dln. 1949-51), Briefwisseling (met Du Perron; 1962 vlg.).

LITT. H. Marsman, M. ter Braak (1936); B. van Noort, De letterk. inleiding (1938); W.L.M.E. van Leeuwen, Drie vrienden (1947); J. Greshoff, Volière (1956); A. Borsboom, M. ter Braak (diss. 1962); R. Henrard, M. ter Braak in het licht van F.

Nietzsche (1963); A. Lehning, De draad van Ariadne (1966); A. van Duinkerken, Gorter, Marsman, Ter Braak (1967); R. Henrard, M.t er Braak (1968).

< >