Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Bot (vissoort)

betekenis & definitie

m. (-ten), vissoort ; (als stofn.) gebakken of gekookte bot; hij heeft bot gegeten, hij is dom; de bot vergallen, bij het schoonmaken van de bot de galblaas breken, waardoor de vis een onaangename smaak krijgt; (fig.) de zaak bederven, maken dat de aardigheid eraf is; een botje zonder gal, een onnozel, goedaardig mens.

De bot (Platichthys flesus) behoort tot de platvissen. Hij bewoont de Europese kustzeeën. De op de Ned.-Belg. kust veel voorkomende vorm komt voor van de Witte Zee tot de westelijke Middellandse Zee; andere ondersoorten in de oostelijke Middellandse Zee en Zwarte Zee. De bot wordt gekenmerkt door een eindstandige kleine bek, ogen gewoonlijk op de rechterzijde, en een rij stekels langs de zijlijn en de bases van rug- en aarsvin. Hij leeft van dierlijk voedsel, bereikt een lengte tot 50 cm en trekt soms zoetwater binnen.

< >