bn. en bw.,
1. (door veel gebruik) niet scherp meer, stomp, m.n. van de snede van een mes gezegd; (ook) een botte schaar; botte schaatsen; bot ijs, niet glad, hobbelig;
2. dom, niet scherp van verstand: botte kinderen; bot van verstand, niet bevattelijk;
3. onbeleefd, onvriendelijk: een bot antwoord; iets bot weigeren, kortaf, op onbeleefde wijze; op een ruwe, lompe wijze: de botte bijl erin zetten, ruw te werk gaan; te bot of te zot, zonder juiste maat, overdreven;
4. bw., opeens, plotseling, bot bleef hij staan, stil zwijgen, plotseling, ook wel: blijven zwijgen;
lagerwal, bot opperwal, kust waar de wind recht op aanwaait; een botte lagerwal hebben, zeer nabij een kust, klip of bank zijn, waar de wind pal heenwaait.