Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 30-05-2019

Blij (blijde)

betekenis & definitie

blij (blij'de), bn. en bw. (blijder, blijdst),

1. vrolijk, opgewekt: weldoen en zijn;
2. verheugd, in aangename stemming, hetzij om iets goeds dat ons ten deel is gevallen, hetzij om iets kwaads dat ons bespaard is gebleven: blij zijn met een geschenk; zij waren te moede; in blijde verwachting zijn, in het bijzonder met betrekking tot het a.s. moederschap; ik ben blij om hem, dat de zaak goed is gekomen; ik ben blij u te zien; iemand met iets blij maken; (zelfst. gebruikt) verblijdt u met de blijden;
3. tot vreugde stemmend, heuglijk; de Blijde Boodschap, het Evangelie;
4. (oneig., van kleuren en omstandigheden) fris, lustig: het blijde jonge leven.

< >