v. (-s), uiterst fijne verdeling van bitumen in water.
Het bitumengehalte van de emulsie is 50—60 (70) %, de middellijn van de bitumendruppels is 1-8 pm. Het oudere anionische type, waarvan de deeltjes negatief geladen zijn, is zeker voor 65 % verdrongen door het kationische, waarvan de deeltjes positief geladen zijn. De kationische deeltjes hechten beter op de deeltjes van het wegdekaggregaat die, zoals kwartsiet, negatief geladen zijn. Als emulgator voor de anionische bitumenemulsie dienen zepen en tallolie; voor de kationische worden daarvoor diaminen met lange ketens gebruikt. Toepassingen:
1. Wegenaanleg: de emulsie moet bij opslag en transport stabiel blijven, dat wil zeggen niet uiteenvallen in twee lagen; daarentegen moet ze bij opbrengen op de weg vlot breken; gebruikte bitumenkwaliteit: zacht, penetratie: 200-300.
2. Industrie: op bouwwerken: daken, vloeren; in de papierindustrie: waterdichte verpakking. De emulsie moet met andere materialen gemengd kunnen worden (vezels, klei zoals bentoniet, kleurstof) zonder dat ze breekt. De breking moet langzaam verlopen. Gebruikte bitumenkwaliteit: vrij hard, penetratie: 40-50.