[Gr. biblion, boek, theke, bewaarplaats], v. (-theken),
1. plaats waar een verzameling boeken opgesteld is, hetzij als vertrek in een gebouw of als zelfstandig gebouw: naast de biljartzaal is de bibliotheek ; de bibliotheek bestaat uit een oud en een nieuw gebouw; als instelling: de bibliotheek is geopend van 9—5 uur;
2. boekenverzameling: een particuliere bibliotheek; (in het bijzonder) uitleenbibliotheek: een boek uit de bibliotheek;
3. groot aantal boeken: over dat onderwerp is al een hele bibliotheek geschreven;
4. als titel van een reeks uitgaven die op een bepaald gebied bij een zelfde uitgever, of althans als één onderneming, verschijnen: Bibliotheek der Nederlandse Letteren.
GESCHIEDENIS.
Reeds in het 3e millennium v.C. waren er in Mésopotamie verscheidene verzamelingen, variërend van enkele tientallen tot meer dan 1000 spijkerschrifttabletten in klei, van Litteraire, sterrenkundige, juridische en religieuze aard. Dergelijke verzamelingen kwamen voor in scholen, tempels, paleizen en bij schrijvers en geleerden thuis. Door het afschrijven kon men zijn eigen bibliotheek aanvullen. De bekendste school was die van Nippoer (zie Soemerië, letterkunde).
Privébibliotheken van geleerden, soms ten dienste van specialisten-waarzeggers en bezweerders, zijn ook in kleinere steden gevonden; buiten Mesopotamië o.a. te Oegarit. Tempel Bibliotheken zijn bekend uit Assoer en Kalach (tempel van Naboe). Bibliotheken die op een bepaald gebied gespecialiseerd, en het eigendom waren van vorsten, waren o.a. die van Tiglath-Pileser i (ca.1100 v.C.) en Assurbanipal (ca.650 v.C.). Assurbanipal bracht in zijn paleis te Ninive de gehele toenmalige canonieke Babylonische literatuur bijeen (meer dan 1000 teksten). Deze verzameling vormde de basis van de kennis van het Babylonisch (Kuyunjik Verzameling, British Museum, Londen, 20000 nummers).
Te Bogazköy, bij de Hettieten het oude Hattusa, kwamen bij opgravingen zes of zeven verzamelingen kleitabletten aan het licht. Deze vormen bibliotheken die men als archieven kan beschouwen. Bijna alle gevonden tabletten zijn afschriften, wat ook blijkt uit de aantekeningen daarop. Het vervaardigen van de kopieën brengt men in verband met de tijdelijke verplaatsing van de hoofdstad naar het zuiden (Mursili II). Bijna alle Hettitische teksten zijn literair te noemen, het grootste deel is van religieuze aard (rituelen, gebeden, feest beschrijvingen).
Deze worden in alle bewaarplaatsen aangetroffen. De tabletten werden rechtopstaand op houten stellages bewaard, soms voorzien van een etiket. Er zijn tabletten catalogi gevonden die de beginregels van de teksten opsommen. De gegevens op de etiketten en in de catalogi corresponderen over het algemeen met het colofon van een tablet (vermelding van serie- en rangnummer en schrijver-kopiist-auteur). Schrijvers Dynastieën zijn aanwijsbaar.
In het oude Egypte waren er oorspronkelijk ook tempel bibliotheken, die fungeerden als handboekerij voor de priesters. Astronomische, wiskundige en medische papyri werden buiten de tempels ondergebracht. In de 6e eeuw v.C. bezaten de Griekse tirannen bibliotheken, dankzij het gebruik van de papyrusrol. Daarnaast kwamen er aan de filosofen scholen academie bibliotheken voor. De beroemdste hellenistische verzameling is de Alexandrijnse bibliotheek.
In Rome werden verscheidene boeken verzamelingen aangelegd. De eerste openbare bibliotheek werd in 39 v.C. gesticht op de Aventijnse heuvel. In de 4e eeuw telde Rome 28 openbare bibliotheken.
Sulla en Lucullus hadden o.a. particuliere bibliotheken als krijgsbuit uit Griekenland en het nabije oosten meegebracht, terwijl b.v. Cicero uit eigen middelen een kostbare bibliotheek vergaarde. Buiten Rome werden de bibliotheken van Antiochië en Konstantinopel bekend. In de vroege middeleeuwen genoten vooral de Byzantijnse en Arabische bibliotheken aanzien.
Litt. H.Otten, Bibliotheken im alten Orient (in: Das Altertum 1; 1955); A.L.Oppenheim, Ancient Mesopotamia (1964); E.Leichty, A bibliogr. of the cuneiform tablets in the Kuyunjik coll. in the Brit. Mus. (1964); K.Bittel, Hattusha, the Capital of the Hittites (1970); E.Laroche, Catalogue des textes hittites (1971); E.Posener, Archives of the ancient world (1972).
In West-Europa waren de eerste boekenverzamelingen ingericht in kerken en kloosters. Daarnaast ontstonden vanaf de 13e eeuw particuliere bibliotheken van vorsten en andere aanzienlijken (in de Nederlanden b.v. van Filips van Leiden). Ook de universiteiten begonnen boeken te verzamelen. Vóór alles heeft de uitvinding van de boekdrukkunst het ontstaan van bibliotheken bevorderd. In de renaissance wenste de zich snel in de 15e en 16e eeuw ontwikkelende (hogere) burgerij boeken te bezitten.
Door de hervorming werd, ondanks de lange godsdienstoorlogen, de ontwikkeling van de bibliotheken versneld, getuige o.a. Luthers aansporing tot het stichten van openbare bibliotheken. Hieraan hebben in zekere zin stedelijke bibliotheken, als die te Augsburg, Hamburg, Maagdenburg en Neurenberg hun ontstaan te danken. In de 17e eeuw werden de belangrijkste verzamelingen in Frankrijk en Engeland aangelegd, zoals de Mazarine (van kardinaal Mazarin) te Parijs, die in 1650 ca. 40000 banden omvatte. In de 17e en 18e eeuw ontstond een aantal nationale bibliotheken, die voor een deel voortkwamen uit vorstelijke bibliotheken, die voor het publiek toegankelijk werden gesteld. De encyclopedisten en de Franse Revolutie zijn van grote invloed geweest op het bibliotheekwezen in Frankrijk, terwijl in Engeland in 1753 het British Museum werd geopend.
In de 19e eeuw heeft het bibliotheekwezen een grote en vrij snelle ontwikkeling doorgemaakt door de grote vlucht der natuurwetenschappen en de toen beginnende specialisering. Zo ontstonden de vele bibliotheken, verbonden aan universitaire instituten. Daarnaast ontstond in Amerika (sedert het einde van de 18e eeuw) en Engeland (sedert de Library Act van 1850) een nieuw bibliotheek type: de public library of openbare (leeszaal en) bibliotheek; dit Anglo-Amerikaanse voorbeeld vond o.a. in Nederland, België, Duitsland en de Scandinavische landen navolging. De 20e eeuw geeft een verdere, zeer dynamische ontwikkeling te zien door de enorme productie van boeken en tijdschriften en door de sterk toegenomen specialisering, zodat in verschillende opzichten nieuwe wegen (moeten) worden ingeslagen.
Dit blijkt o.a. uit de in sommige landen (zoals Amerika, Scandinavië, BRD, België en Nederland) ontwikkelde plannen (programma’s) voor interbibliothecaire coördinatie van de aanschaf van m.n. buitenlandse literatuur. Men maakte eveneens plannen voor de inschakeling van een telefonische inlichtingendienst, het gebruik van de telex, mechanisering van het boeken transporten van de boekaanvragen (o.a. bibliofoon), allerlei (micro)fotografische reproduktie methoden en het inschakelen van de computer voor o.a. de catalogusbouw (b.v. ter vervanging van de geschreven of gedrukte catalogus door een computerbestand), catalogus vervaardiging (door afslag van in de computer opgeslagen informatie inzake de catalogus titels op fiches of in boekvorm) en documentaire informatie verlening. Hierbij verkrijgt de bibliotheekgebruiker direct (online) of indirect (offline) toegang tot de opgeslagen informatie.
Nederland. Een niet onbelangrijke rol in de ontwikkeling van het bibliotheekwezen speelt Nederland o.a. door zijn vele omvangrijke bibliotheken en uiteenlopende bibliotheek typen.
Wetenschappelijke bibliotheken. Deze zijn te onderscheiden in:
1. nationale bibliotheek (in wording);
2. bibliotheken van universiteiten en hogescholen;
3. bibliotheken van wetenschappelijke instellingen;
4. stads- en provinciale bibliotheken;
5. kerkelijke bibliotheken van theologische (hoge)scholen en abdijen.
De Koninklijke Bibliotheek (KB) te ’s-Gravenhage, ontstaan als Nationale Bibliotheek in 1798 bij besluit van het Vertegenwoordigend Lichaam des Bataafschen Volks, waarbij de boekerijen van stadhouder Willem V en van de Staten en Gecommitteerde Raden van Holland werden samengevoegd. In 1814 werd zij als zodanig erkend door koning Willem I, die aan de K B de bibliotheek van het slot Dillenburg toevoegde. In de 19e eeuw werd de bibliotheek verrijkt door talrijke legaten, terwijl haar bibliothecarissen zich toelegden op de verzameling van Ned. handschriften, incunabelen en postincunabelen, waardoor een goede collectie van specimina van de vroege Ned. boekdrukkunst ontstond.
De KB bestrijkt (vooralsnog) uitsluitend de alfawetenschappen, waarin mooie verzamelingen boeken op het gebied van letterkunde, geschiedenis en kunstgeschiedenis opvallen. De bibliotheek streeft naar volledigheid op het terrein van de Ned. bellettrie. De KB staat via haar bibliothecaris in relatie met het Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum, annex Museum van het Boek, en het Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, beide gevestigd te 's-Gravenhage.
Zij is op beperkte schaal nationale bibliotheek. Er worden centrale catalogi bijgehouden ten behoeve van het interbibliothecaire leenverkeer. Hiertoe behoren de centrale catalogus van boeken (cc), waarin het bezit van 86 bibliotheken is opgenomen; de centrale catalogus van periodieken (CCP), waarbij 225 bibliotheken zijn aangesloten en die sedert 1971 in boekvorm verschijnt; en de centrale catalogus van congresverslagen (ccc). In afwachting van een wettelijke regeling (zie wettelijk depot), verzamelt de KB sedert 1974 de Ned. boeken- en tijdschriften productie op basis van een vrijwillig depot. Universiteitsbibliotheken (UB-en).
De oudste UB is die van Leiden (opgericht in 1575 met geschenk van prins Willem van Oranje, zelfstandig gehuisvest sedert 1587). Deze vormt m.n. op het gebied van handschriften een van de rijkste collecties van Nederland. De collectie oosterse handschriften (1000 manuscripten), die in 1665 door Levinus Warner werd geschonken, valt hierbij op. Voorts bezit de bibliotheek de 16e- en 17e-eeuwse collecties van Scaliger, Vossius en Perizonius.
Een fraaie deelcollectie vormt de verzameling Bodel Nijenhuis, bestaande uit 40000 geografische kaarten, 20000 topografische prenten en tekeningen, alsmede ca. 100 atlassen, die aan het einde van de 19e eeuw werd verworven. Tot de belangrijkste bruikleen collecties behoort de bibliotheek van de Maatschappij der Ned. letteren, opgericht in 1766, met 100000 gedrukte delen en 2000 nummers handschriften. De Leidse UB is zeer veelomvattend en m.n. rijk voorzien op het terrein van de klassieke filologie, de geschiedenis van de wetenschappen en de theologie. De bibliotheek beheert 17 leeszalen; er zijn ook faculteitsbibliotheken, o.a. voor geneeskunde en rechten.
De UB te Utrecht, die als stadsbibliotheek werd gesticht in 1584 met voornamelijk geseculariseerd kloosterbezit, en tevens als universiteitsbibliotheek dienst doet sedert 1636, bezit eveneens een veelomvattende collectie en fraaie handschriften (o.a. het Psalterium trajectense van ca.810). Men bezit mooie verzamelingen op het terrein van de theologie (door recente aankoop ook op het gebied van het rooms-katholicisme) en van de geschiedenis, waaronder de Engelse geschiedenis. Ca. 1960—70 verkreeg de bibliotheek de bruikleen collecties van het Provinciaal Utrechts Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen en van het Historisch Genootschap in eigendom. Voorts huisvest zij bruikleen collecties van de Centrale oud-katholieke bibliotheek en van de Centrale Duitse bibliotheek (letterkunde en bellettrie). De UB Utrecht beheert de faculteitsbibliotheken theologie en diergeneeskunde.
De UB te Groningen, opgericht in 1615 met, evenals in Utrecht, geseculariseerd kloosterbezit, kwam in de 19e eeuw tot ontwikkeling. Belangrijke bruikleen collecties vormen de bibliotheken van het Natuurkundig Genootschap, van de Ned.-Hervormde Kerk en van het genootschap Pro excolendo jure patrio. De bibliotheek bezit een exemplaar van de Erasmus Uitgave van het NT, dat het eigendom is geweest van Maarten Luther.
De UB te Amsterdam, werd in 1578 gesticht als stadsbibliotheek en is universiteitsbibliotheek sedert 1877.
In tegenstelling tot die van Utrecht vervult de Amsterdamse UB beide functies tot op heden. De bibliotheek bezit de grootste collectie van Nederland. Men bezit m.n. vele Amsterdamse drukken, oude land- en zee atlassen, en kaarten. Belangrijke bruikleen collecties vormen de bibliotheken van resp. de Koninklijke Ned.
Maatschappij ter Bevordering der Geneeskunst, het Koninklijk Ned. Aardrijkskundig Genootschap, de Remonstrantse Broederschap en de Vereeniging ter Behartiging van de Belangen des Boekhandels. Tevens is hier de zeer fraaie Bibliotheca Rosenthaliana ondergebracht.
De bibliotheek van de Vrije Universiteit te Amsterdam, gesticht in 1880, is op een moderne en originele wijze gehuisvest in de nieuwbouw van de universiteit. Een mooie deelcollectie vormt het legaat van mr.H.Bos Kzn.
De bibliotheek van de Erasmusuniversiteit te Rotterdam (1973) is de voortzetting van de bibliotheek van de vm. Ned. Economische Hogeschool. Men bezit hier m.n. werken op het gebied van de economie, rechtswetenschap en sociale wetenschappen. In deze bibliotheek is die van het Rotterdamsch Leeskabinet (geschiedenis en bellettrie) ondergebracht. De bibliotheek had in 1968 een wereldprimeur met de installatie van een geautomatiseerd magazijnsysteem en een daarop aangepaste uitleenadministratie (Randtriever).
Van de bibliotheken der technische hogescholen verdient vermelding de bibliotheek van de TH te Delft (1842), die zich na de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde tot nationaal researchcentrum voor bibliotheek mechanisering. Hier werden o.a. de bibliofoon en het transportsysteem via (plastic) wentel goten ontworpen. In de bibliotheek is het European Translation Centre gehuisvest, een internationale organisatie, die o.a. een centrale catalogus bijhoudt van wetenschappelijke en technische vertalingen van moeilijk toegankelijke literatuur.
Van de bibliotheken van wetenschappelijke instellingen dienen vermeld te worden:
1. de bibliotheek van de Koninklijke Ned. Academie van Wetenschappen te Amsterdam, die in 1811 werd gesticht. Deze heeft een beperkt boekenbezit (de collecties handschriften en incunabelen zijn permanent uitgeleend aan resp. UB Leiden en KB ’s-Gravenhage). Door de overeenkomst van 1946 met de stichting Excerpta medica bezit de bibliotheek (micro reproducties van) ruim 2000 medische tijdschriften, waaruit medische referaten zijn gemaakt.
2. De bibliotheek van Teyler’s Stichting te Haarlem (1778) bezit een mooie collectie van ca. 100000 delen. Door goede ruilrelaties beschikt de bibliotheek over ca. 1000 recente tijdschriften, m.n. op het terrein van de natuurlijke historie (plant- en dier systematiek), die veelal elders ontbreken.
3. De bibliotheek van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam (1935) bezit een mooie collectie documenten (waaronder archieven) op het terrein van de arbeidersbeweging (o.a. betreffende het anarchisme). Hier vindt men o.a. brieven van Marx en Engels, die zij aan elkaar en aan andere socialisten gericht hadden.
4. De Centrale Boekerij van het Instituut voor de Tropen te Amsterdam (1911) heeft o.a. een goede tijdschriftencollectie en een bijzondere catalogus van het kaarten bezit.
De bibliotheek van het Vredespaleis te ’s-Gravenhage (1913) streeft naar volledigheid op het gebied van het internationale recht, de internationale organisaties en de diplomatieke geschiedenis. De bibliotheek bezit (selectieve) collecties op het terrein van het nationale recht van alle landen. Zij verzamelt documenten op het terrein van de vredesbeweging.
Stads- en provinciale bibliotheken: De Stads- of Athenaeumbibliotheek te Deventer (1560) dankt haar naam aan het athenaeum illustre, dat daarvan 1630-1878 gevestigd was. De bibliotheek bezit die van het Fraterhuis en een deel van de vm. verzameling der Harderwijkse Hogeschool (het andere deel bevindt zich in de Bibliotheek van Arnhem). De Stadsbibliotheek van Maastricht (1663) is tevens stadsarchief. Zij legt zich toe op o.a. de verzameling van . De Provinciale Bibliotheek van Friesland te Leeuwarden (1852) bezit o.a. de bibliotheek van de vm. Hogeschool te Franeker en een uitgebreide documentatie op het terrein van de Friese taal, letterkunde en geschiedenis.
In dit gebouw is tevens de Buma Bibliotheek gehuisvest. Deze werd in 1876 aan de prov. Friesland gelegateerd en omvat een collectie werken op het gebied van de Griekse en Romeinse oudheid. De Provinciale Bibliotheek van Zeeland te Middelburg (1859), leed tijdens de Tweede Wereldoorlog aanzienlijke schade, maar werd fraai hersteld. Zij bezit uitgebreide documentatie op het gebied van Zeelandica.
De bibliotheek staat via haar directeur in relatie met de Provinciale Bibliotheekcentrale Zeeland en de Technische bibliotheek te Vlissingen. De vier genoemde instellingen behoren alle tot de zgn. bibliotheken met een regionale steunfunctie. Stadsbibliotheken vindt men ook in Haarlem (1596) en Rotterdam (1604). Laatstgenoemde heeft een mooie verzameling over het leven en werk van Erasmus (Erasmiana). Door associatie met de plaatselijke openbare bibliotheken veranderde deze collectie echter van karakter.
Kerkelijke bibliotheken: de bibliotheken van protestants-christelijke en rooms-katholieke theologische hogescholen en abdijen. De vroegere, vaak omvangrijke, bibliotheken van de rooms-katholieke seminaries zijn na de concentratie in de roomskatholieke theologische opleiding (Amsterdam, Heerlen, Tilburg, Utrecht) overgedragen, ofwel verkocht aan bestaande bibliotheken. De abdijbibliotheken behielden - uiteraard hun zelfstandigheid. De oudste hiervan, de bibliotheek van de Praemonstratenser abdij Berne te Heeswijk, gaat terug tot 1134. Tot deze categorie behoort tevens de museale Librye te Zutphen (Sint-Walburgskerk).
België.
Wetenschappelijke bibliotheken. Vele grote bibliotheken van België danken hun bestaan aan de confiscatie van de bibliotheken van de afgeschafte kerkelijke en wereldlijke instellingen tijdens de Franse overheersing. Door bijeenvoeging ontstonden nieuwe bibliotheken. Deze werden eerst door de wet van 3 brumaire jaar IV (25.10.1795) aan de Écoles Centrales des Départements toegevoegd, maar enkele jaren nadien aan de steden, waarin deze zich bevonden, overgemaakt. Te Gent en te Luik werden deze stadsbibliotheken in 1817 voorwaardelijk afgestaan aan de hogescholen, die daar door koning Willem I waren gesticht.
De stadsbibliotheek van Brussel werd in 1843 in de Koninklijke Bibliotheek opgenomen. De Koninklijke Bibliotheek te Brussel werd gesticht in 1837. De kern ervan werd de privé-bibliotheek van Ch.van Hulthem, die door de staat werd aangekocht. Hieraan werd de zgn. Bourgondische bibliotheek toegevoegd, die sedert 1830 in het Staatsarchief was ondergebracht.
Hierdoor kan de Koninklijke Bibliotheek bogen op een zeer oud verleden, dat teruggaat tot aan de vorming van de librijen der graven van Vlaanderen (12e eeuw), van de heren van Croy, en de zeer belangrijke verzamelingen van de hertogen van Bourgondië. In 1748 werd de Bourgondische bibliotheek naar Parijs overgebracht, en in 1769 werd zij gedeeltelijk aan Maria-Theresia teruggegeven. Als keizerlijke bibliotheek werd zij in 1772 toegankelijk gemaakt, maar in 1797 gesloten en in 1803 aan de stad Brussel overgedragen. De handschriften, die in 1815 opnieuw in het bezit van de staat kwamen onder de benaming Bourgondische bibliotheek, werden in 1838 aan de Koninklijke Bibliotheek overgemaakt. De Koninklijke Bibliotheek, de belangrijkste encyclopedische bibliotheek, is tegelijk de nationale en de centrale wetenschappelijke bibliotheek van België.
Als nationale bibliotheek verzamelt zij al wat in België verschijnt, voorheen meestal door aankoop, sedert 1.1.1966 door middel van het wettelijk depot. Bovendien tracht zij alle in het buitenland uitgegeven werken van Belg. auteurs en de geschriften betreffende België te verwerven. Deze activiteit vindt haar neerslag in de maandelijkse afleveringen of in de speciale nummers van de Belg. Bibliografie, die door de Koninklijke Bibliotheek wordt samengesteld.
Als centrale wetenschappelijke bibliotheek verzamelt zij het voornaamste boeken- en tijdschriftenmateriaal over alle takken van de wetenschap. Tevens bevat zij een Handschriftenkabinet, een afdeling Kostbare Werken, een afdeling Kaarten en Plattegronden, een Muziekafdeling, een Prentenkabinet en een Penningkabinet. In de Koninklijke Bibliotheek is verder een aantal onderzoek- en documentatiecentra gevestigd, o.a. het Nationaal Centrum voor wetenschappelijke en technische documentatie, dat ten dienste staat van onderzoekers, van universitaire en industriële researchlaboratoria en van wetenschappelijke instellingen. De diensten en verzamelingen van de Koninklijke Bibliotheek zijn thans ondergebracht in een moderne behuizing, de Albert I Bibliotheek, die in 1969 plechtig werd ingehuldigd.
De universiteitsbibliotheek van Gent, die is ontstaan uit de verzameling van de instellingen van het Département de l’Escaut, behoorde van 1797—1804 bij de École Centrale, waarna zij stadsbibliotheek werd. Zij werd in 1817 afgestaan aan de pas opgerichte hogeschool. De kern ervan omvatte de bibliotheken van de Sint-Baafs- en Sint-Pietersabdijen, van de Baudelo abdij, van de kasselrij van de Oudburg, van de Raad en de Staten van Vlaanderen e.a. De collectie groeide snel, o.a. door schenking en aankoop van belangrijke verzamelingen en is thans de rijkste universiteitsbibliotheek van het land. Zij vervult daarnaast de rol van lokale en regionale bibliotheek en bezit o.a. een opmerkelijke verzameling oude Gentse drukken en andere Gandavansia.
Zij is sinds 1938 ondergebracht in een modern gebouw (architect H.van de Velde). Een gedeelte van haar bestand, vooral gespecialiseerde tijdschriften en referentiewerken, bevindt zich in de leeszalen van de faculteiten Wetenschappen, Toegepaste Wetenschappen en Farmacie. Naast de departementsbibliotheken, waarvan er onder het beleid van de Centrale Bibliotheek steeds meer worden gesticht, telt de universiteit nog talrijke instituutsbibliotheken, die echter geheel onafhankelijk zijn van de universiteitsbibliotheek.
De universiteitsbibliotheek van Leuven. De kern werd gevormd door de schenking van de privé bibliotheek van kanunnik L.Beyerlinck (1627), en die van J.Romain in dezelfde tijd. Haar vormgeving dankt deze collectie aan Corn.Jansenius (1636).
In 1648 werd zij geopend. Zij werd in 1723 in een eigen gebouw ondergebracht en groeide snel: reeds in 1786 omvatte zij 50000 delen. In 1794 werd de bibliotheek gesloten door de Fransen. Zij werd gedeeltelijk naar Brussel en vandaar naar Parijs overgebracht (1795-97). In 1805 werd zij ter beschikking van de stad Leuven gesteld.
Deze stond haar in 1817 af aan de door koning Willem I gestichte Ned. universiteit. Nadat deze was opgeheven (1835) werd de bibliotheek overgemaakt aan de Katholieke Universiteit, die het jaar voordien te Mechelen was gesticht en naar Leuven werd overgebracht. In 1914 en 1940 werd de bibliotheek door brand verwoest, waarbij vrijwel het hele bezit aan oude handschriften en incunabelen verloren ging, maar sindsdien is zij weer opgebouwd. Tengevolge van de splitsing van de tweetalige universiteit in twee autonome universiteiten, werd het boekenbestand van de Centrale Bibliotheek in 1970-71 gelijkelijk verdeeld tussen de Université Catholique de Louvain, met vestiging in Waals Brabant, en de Katholieke Universiteit te Leuven. Thans wordt gestreefd naar een decentralisatie van de vakliteratuur over de betrokken departementsbibliotheken.
De universiteitsbibliotheek van Luik werd in 1795 gevormd door samenvoeging van de bibliotheken uit het Département de l’Ourthe, die tot 1804 Bibliothèque de l’École Centrale de Département was en nadien stadsbibliotheek werd. In 1817 werd deze aan de door koning Willem I gestichte Luikse universiteit afgestaan.
Van 1822 -25 schonk Willem I nog de bibliotheken van de abdijen van Averbode en Tongerlo. Tot haar belangrijkste aanwinsten behoren de verzamelingen van Baron Wittert, H. Furket (koloniale verzameling) en P.Lohest (archeologie, heraldiek). Deze rijkste bibliotheek van Wallonië bezit bovendien een belangrijke verzameling Leodiensia. De reeds vergevorderde automatisering van haar afdelingen ging gepaard met een grondige reorganisatie van de bibliotheek, waarvan een belangrijk gedeelte thans is ondergebracht in het nieuwe universitaire gebouwencomplex van Sart-Tilman.
De bibliotheek van de Vrije Universiteit te Brussel, die in 1836 werd gesticht, verbrandde volledig in 1886. Sinds 1887, toen zij weer was opgebouwd, verwierf zij zeer belangrijke verzamelingen: van Max Elskamp (letterkunde en folklore), Cumont (numismatiek) en de autografen van Van Bemmel, James van Drunen, Beckenhaupt, A.Willems e.a. Een belangrijk gedeelte van haar bestand is ondergebracht in de bibliotheken van de faculteiten. Anderzijds zijn de bibliotheken van belangrijke wetenschappelijke verenigingen in haar gebouw ondergebracht, nl. die van de Belg. Vereniging voor Sterrenkunde, Weer- en Aardkunde, van de Belg. Vereniging voor Biologie, van de Belg.
Chemische Vereniging, van de Belg. Vereniging voor Neurologie, van de Koninklijke Belg. Vereniging voor Muntkunde, van de Koninklijke Vereniging der Genees- en Natuurkundige Wetenschappen van Brussel en van de Koninklijke Belg. Vereniging voor Dierkunde. Bij de splitsing in 1969 in een tweetalige universiteit, bleef de vroegere unitaire universiteitsbibliotheek in haar geheel aan de Université libre de Bruxelles behoren, terwijl de nieuwe Vrije Universiteit Brussel een eigen bibliotheek stichtte.
Verder ontstonden nieuwe universiteitsbibliotheken bij de universitaire centra die krachtens de wetten van 1965 en 1971 op de universitaire expansie te Antwerpen, Bergen, Hasselt en Kortrijk werden gesticht. In de meeste gevallen kon gestart worden met het boekenbestand van de aldaar reeds bestaande instellingen voor hoger onderwijs. Als belangrijk zijn hier te vermelden de bibliotheek van de universitaire faculteiten Sint-Ignatius te Antwerpen (400000 delen) en die van het inmiddels tot rijksuniversiteit gepromoveerde Centrum te Bergen, die het fonds van de stadsbibliotheek kon overnemen (306000 delen, 500 handschriften en 200 incunabelen) . Dezelfde wet betrof ook een tiental zelfstandige faculteiten, die als vroegere instellingen voor hoger onderwijs veelal reeds over een gespecialiseerde bibliotheek beschikten. Vermeldenswaard zijn de bibliotheek van de universitaire faculteiten Notre Dame de la Paix te Namen (600000 delen), ook bekend als de Moretusbibliotheek (vooral letterkunde en kunstgeschiedenis), met 100 handschriften en 60 incunabelen; die van de Rijkslandbouwfaculteit te Gembloux (78000 delen); de bibliotheek van de universitaire faculteiten Saint-Louis te Brussel (85000 delen); de bibliotheek van de Faculteit voor Landbouwwetenschappen te Gent, die thans deel uitmaakt van de Rijksuniversiteit (60000 delen); die van de Faculté de Médecine vétérinaire de l’État te Brussel (60000 delen), en die van de Faculté polytechnique te Bergen (30000 delen). In de universitaire sector dienen tenslotte nog de talrijke faculteits- en instituutsbibliotheken aan de verschillende universiteiten vermeld te worden, met hun gespecialiseerde en dikwijls zeer belangrijke verzamelingen, o.a. de bibliotheek van het Institut de Sociologie, het vroegere Institut Solvay, te Brussel (70000 delen); de bibliotheek van de Speciale Technische Scholen te Gent; de Bibliothèque L.Graulich (rechtswetenschappen) te Luik, en de bibliotheek van de Faculteit voor Geneeskunde te Leuven, met een ongemeen rijk tijdschriftenbezit.
Daarnaast bestaan nog verscheidene andere wetenschappelijke bibliotheken met gespecialiseerde collecties. Zij behoren toe aan officiële of particuliere instellingen en centra van wetenschappelijk onderzoek en zijn meestal moeilijker toegankelijk voor buitenstaanders. Hier zijn vooreerst de wetenschappelijke rijksinstellingen te vermelden, met o.a. de bibliotheek van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen te Brussel (170000 delen); de bibliotheek van de Nationale Plantentuin van België te Brussel (180000 delen); die van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika te Tervuren (75000 delen) en de bibliotheek van de Koninklijke Sterrenwacht en het Koninklijk Meteorologisch Instituut van België te Brussel (85000 delen). Verder dienen hier genoemd te worden de bibliotheken van de academies, de musea, de instituten voor kunst- en vakonderwijs, de wetenschappelijke genootschappen, de stichtingen en andere instituten met wetenschappelijk karakter. In deze volgorde zijn te vermelden: te Brussel: de Acad. Royale des Sciences, Lettres et Beaux-Arts de Belgique (400000 delen); de Acad. royale de Médecine de Belgique (200000 delen), de Ned.talige tegenhangers van die academies; de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis (200000 delen); de Nationale Hogere School voor Bouw- en Sierkunst (35000 delen); de Kunstbibliotheek der stad Brussel (30000 delen, collecties F.Rude en F.Navez); het Koninklijk Muziekconservatorium (350000 delen); de Belg.
Vereniging voor Geologie, Paleontologie en Hydrologie (50000 delen); de Egyptologische Stichting Koningin Elisabeth (30000 delen) en het Koninklijk Instituut voor Internationale Betrekkingen (10000 delen). Te Antwerpen vindt men die van het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven (39000 delen); het Museum Plantin-Moretus (40000 delen, met vooral drukken van de 15e-18e eeuw, 427 incunabelen); het Nationaal Scheepvaartmuseum (23000 delen); het Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten (40000 delen), het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium (85000 delen); het Ruusbroecgenootschap (72000 delen, 200 handschriften, 12 incunabelen) en de Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde (24000 delen).
Te Gent bevinden zich de bibliotheken van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (35000 delen) en van het Koninklijk Muziekconservatorium (46500 delen). Te Luik zijn die van het Hoger Instituut voor Architectuur (20000 delen) en van de Société d’Études et d’Expansion (50000 delen, die vooral economie, handel en financiën betreffen). Te Vilvoorde is de boekenverzameling van de Tuinbouwschool (10000 delen); te Mol die van het Studiecentrum voor Kernenergie (13000 delen); te Morlanwelz de bibliotheek van het Museum van Mariemont, met een bekende bibliofiele verzameling (55000 delen, 40 incunabelen); te Beloeil die van de Fondation de Ligne (38000 delen, incunabelen, handschriften) en te Brugge bevindt zich de bibliotheek van het Europacollege (80000 delen).
In België zijn de kloosterbibliotheken eveneens zeer belangrijk. Hun totale bezit benadert 2 mln. delen. Belangrijke studiebibliotheken zijn o.a. die van de Bollandisten te Brussel (400000 delen), van de abdij Maredsous (200000 delen, 30 incunabelen), van de abdij van Keizersberg te Leuven (150000 delen) en van het Institut oecuménique bij de abdij van Chevetogne (75000 delen). De tendens tot concentratie van de kerkelijke studiecentra leidde sedert 1965 tot de gehele of gedeeltelijke samenvoeging van een aantal religieus-wetenschappelijke bibliotheken.
De Faculteit voor Theologie van de katholieke Universiteit te Leuven kon daardoor haar boekenbestand aanvullen met het fonds van de jezuïeten te Heverlee en met een gedeelte van de bibliotheek van het groot seminarie Mechelen-Brussel, n.l. met het oude fonds en de bekende bibliotheek van kardinaal d’Alsace. Ook in de administratieve sector bestaan talrijke gespecialiseerde dokumentatiebibliotheken, waaronder de Parlementsbibliotheek (350000 delen) en de bibliotheken van de ministeries en andere centrale administraties: het Ministerie van Economische Zaken met het bekende Queteletfonds (600000 delen); de Afrikaanse Bibliotheek (285000 delen) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken; de bibliotheken van de Ministeries van Landbouw (130000 delen), Financiën (100000 delen) en Nationale Opvoeding (450000 delen); van de Nationale Bank van België (60000 delen) e.a. In dit verband zijn verder de hoofdbibliotheek en de wetenschappelijke en technische bibliotheek te vermelden van de te Brussel gevestigde Commissie van de Europese Gemeenschappen (270000 delen). Tenslotte bestaan er in de industriële sector een aantal goed uitgeruste, technischwetenschappelijke bedrijfsbibliotheken, o.a. die van Solvay en Cie te Brussel (25000 delen, 1500 tijdschriften); die van Gevaert-Agfa te MortselAntwerpen (15000 delen, 900 tijdschriften); van de Union Chimique Belge te Brussel (10000 delen); van Electrobel te Brussel (12000 delen) en van de Société de Traction et d’Électricité te Brussel (12000 delen).
LIT. E.Bachaen L.Bersou, Archives et bibliothèques de Belgique (1931); R.Apers, De universiteitsbibliotheek (in: Gedenkboek Rijksuniversiteit Gent, 1967); Religieuze archieven en bibliotheken in België. Handelingen van de IVe sectie van het colloquium ‘Bronnen voor de religieuze geschiedenis van België’ (1968); Koninklijke Bibliotheek. Liber Memoralis 1559—1969 (1969); H.Ooms en G. Braive, Gids voor de kerkelijke wetenschappelijke bibliotheken in België (1971); J.Verougstraete, Inventaris van Belg. onderzoekscentra die over een bibliotheek of documentatiedienst beschikken (2e dr. 1971); Koninklijke Bibliotheek Albert I (1973); G.Beirens, Bibliotheekgids van België (9 dln. 1974-75).