Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 21-03-2019

Bevruchting

betekenis & definitie

v. (-en), ook: amfimixis, conceptie, conjugatie, het proces van de versmelting van twee geslachtscellen (gameten).

Het versmeltingsprodukt van de geslachtscellen heet zygote. De beide gameten zijn eenkernig en haploïed en bij de bevruchting versmelten ook de beide kernen, zodat de zygote eenkernig en diploïed is (bevat dus tweemaal zoveel chromosomen als de kern van een gameet). Het aantal chromosomen wordt op een bepaald ogenblik in de ontwikkeling van de gameten tot de helft teruggebracht (zie reductiedeling, zie generatiewisseling). Versmelting van andere celbestanddelen, b.v. van chloroplasten, heeft bij de bevruchting niet plaats.

Zijn beide gameten vrij beweeglijk, dan wordt hun versmelting copulatie of conjugatie genoemd. Bij de laagste dieren en planten vertonen de gameten geen verschil in grootte of vorm (de gameten heten dan isogameten). Zijn de gameten wel in grootte verschillend, maar niet in bouw, dan spreekt men van anisogamie door anisogameten.

Gaat de differentiatie zover dat de ene gameet gewoonlijk groot is, met veel protoplasma en veel reservevoedsel, de andere klein met zeer weinig protoplasma buiten de kern, dan is oögamie in het spel. De eerste is de vrouwelijke gameet of eicel, de andere de mannelijke gameet: spermatozoön (dier en mens), spermatozoïde (lagere planten), of de generatieve kern uit de stuifmeelkorrel (zaadplanten). De eicel is dikwijls gebonden aan het individu waarin zij ontstaan is, en is, ook waar zij vrijkomt, meestal niet in staat eigen bewegingen uit te voeren; de mannelijke cellen zijn daarentegen meestal van bewegingsorganen (trilharen of een zweepstaart) voorzien; een uitzondering vormen de rode wieren en de hogere planten.

De wijze waarop de mannelijke gameten de vrouwelijke bereiken, loopt bij de verschillende groepen van dieren en planten zeer uiteen.

Bij de bevruchting onderscheidt men de zie activatie van de eigenlijke kern versmelting. De activatie brengt een oppervlakteverandering in de eicel teweeg, die de embryonale ontwikkeling op gang brengt (eventueel zonder daaropvolgende kernversmelting). Experimenteel kan kunstmatige activatie bewerkstelligd worden.

Bij de bevruchting worden de eigenschappen van de ouders overgebracht op de zygote en zodoende dus op het jonge individu. Zijn de erfelijke eigenschappen van beide ouders volkomen gelijk, dan ontstaat een homozygote, zijn zij in een of ander opzicht ongelijk, dan is hun produkt een heterozygote (zie erfelijkheid).

De bevruchting kan door verschillende wijzen van ongeslachtelijke vermenigvuldiging vervangen worden, b.v. door ontwikkeling van vrouwelijke of soms mannelijke gameten zonder bevruchting (zie parthenogenese), of door ontwikkeling van een cel die wel tot het vrouwelijk geslachtsapparaat behoort, maar geen eicel is (apogamie). Alseenschijnbevruchting is bekend het verschijnsel dat twee cellen, die niet als gameten kenbaar zijn, toch met elkaar versmelten (pseudomixis). Apomixis is de vervanging van een geslachtelijke bevruchting door een of ander ongeslachtelijk vermenigvuldigingsproces.

Onafhankelijk van een bevruchting kan bij planten de vruchtwand zich toch ontwikkelen, zodat een zaadloze vrucht gevormd wordt: parthenocarpie (banaan, komkommer). [dr.J.Faber] De bevruchting vindt bij de mens plaats in de eileider (zie geslachtsorganen). Eenmaal per menstruele cyclusmaand wordt afwisselend door een van de twee eierstokken een rijpe eicel gevormd (zie ovulatie). De eicel wordt opgevangen door het parapluvormige uiteinde van de eileider en komt na ca. vijf dagen in de baarmoeder aan, die dan intussen gereed is voor de inplanting (zie innesteling).