Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 21-03-2019

Bevoegdheid

betekenis & definitie

v. (-heden),

1. recht tot het doen uitvoeren van bepaalde beslissingen en handelingen ;
2. bekwaamheid van oordelen.

In de rechterlijke macht betekent bevoegdheid: door de wet verleend recht tot kennisneming en beslissing van bepaalde (categorieën van) zaken, te onderscheiden in burgerlijke zaken en strafzaken. Opdracht van rechtsmacht of bevoegdheid aan de rechterlijke macht in art. 167 Ned. GW en art. 2 Ned. RO (art. 92 Belg. GW en art. 556 Ger.Wbk.). Men onderscheidt absolute en relatieve bevoegdheid.

De regels van absolute bevoegdheid geven aan welke zaken of geschillen voor welke soort rechter moeten worden gebracht, b.v. voor de rechtbank of voor de kantonrechter, en zijn in de RO neergelegd. De regels van relatieve bevoegdheid geven aan in welk rechtsgebied (territoir) voor de aldaar zetelende rechter de zaak moet worden gebracht, b.v. voor de rechtbank te ’s-Gravenhage of voor de rechtbank te Arnhem, en zijn hoofdzakelijk neergelegd in de artt. 97a—98a, 125, 126 Ned. WBv en 2—6 Ned. WSr (artt. 628-638 Belg. Ger.Wbk.). Voor burgerlijk recht zie onbevoegdheid.