Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 02-02-2019

Bedrog

betekenis & definitie

o. (g. mv.),

1. het op arglistige wijze opwekken van onjuiste voorstellingen bij een ander, bedriegerij, bedrieglijke handeling: bedrog plegen; vroom bedriegerij om bestwil;
2. datgene waardoor men misleid wordt; leugenachtige, bedrieglijke woorden; dromen zijn bedrog, zijn geen werkelijkheid, men kan er geen staat op maken;
3. optisch bedrog, misleidende gezichtsindruk, gezichtsbedrog.

BURGERLIJK RECHT.

Nederland.

Bedrog kan een grond zijn om een daarmee tot stand gebrachte overeenkomst op vordering van de bedrogene te doen vernietigen. Een enkele leugen is niet voldoende om als bedrog in deze zin te worden aangemerkt. Lange tijd stelde men als eis dat er sprake moest zijn van kunstgrepen, d.i. het bezigen of in het leven roepen van diverse in elkaar grijpende onjuiste voorstellingen. Sinds 1969 beschouwt de Ned. Hoge Raad de term kunstgrepen als een samenvatting van elke wijze van opzettelijke misleiding, die zo onbehoorlijk wordt geacht dat deze niet te tolereren is. Dit kan zowel bestaan uit het wekken van onjuiste veronderstellingen door leugenachtige mededelingen, als door het opzettelijk verzwijgen van de werkelijkheid, waar spreken verplicht was.

Voor het aannemelijk maken van bedrog moet men letten op alle omstandigheden, die voor de bedrogene duidelijk waren of behoorden te zijn. Uiterste wilsbeschikkingen, gemaakt als gevolg van bedrog, zijn ingevolge art. 940 BW nietig.

België.

Bedrog maakt de overeenkomst vernietigbaar onder de voorwaarden bepaald bij de artt. 1166-1167 BW. Het is echter geen reden om de nietigheid van een huwelijk uit te spreken, tenzij sprake is van ‘perfied bedrog’. Bedrog wordt niet vermoed, het moet bewezen worden. Buiten de akte dient dus het bewijs van arglist te worden geleverd, wat door alle mogelijke middelen kan gebeuren, zelfs met getuigen of vermoedens (art. 1353 BW), omdat bedrog een feit is, los van de akte. Bedrog kan ook geschieden door middel van bedrieglijke verzwijging. De wet en de rechtspraak nemen slechts in aanmerking de listen die een normaal aandachtig en zorgvuldig mens kunnen misleiden, zodat de rechter oog moet hebben voor de aard van de kunstgrepen, de onderlinge betrekkingen tussen partijen en de persoon van de wederpartij. Veelal wordt beslist dat grove tekortkoming met het bedrog moet worden gelijkgesteld; dergelijke principiële gelijkstelling vindt in de wet geen steun.

STRAFRECHT.

In Nederland is bedrog volgens artt. 326—339 WStr de verzamelnaam van een groot aantal misdrijven, waarvan het gemeenschappelijk kenmerk hierin bestaat, dat de dader door enige bedrieglijke handeling zichzelf of anderen enig onrechtmatig vermogensvoordeel verschaft of tracht te verschaffen. Tot deze misdrijven behoort in de eerste plaats dat van oplichting.

In België is bedrog strafrechtelijk een verzamelnaam waaronder verschillende misdrijven tegen eigendommen worden ondergebracht, met name bankbreuk, misbruik van vertrouwen, woeker, oplichting en bedriegerij. Onder bedriegerij wordt verstaan het bedrog omtrent de identiteit, de aard en de oorsprong van de verkochte zaak, alsmede omtrent de hoeveelheid, indien zulks geschiedt door bedrieglijke handelingen (artt. 498—499 WStr).