Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

Gepubliceerd op 25-01-2021

beaat

betekenis & definitie

verheerlijkt, gelukzalig

uitspraak
[bee-aat]

citaat
"Premier May lijkt Camerons beate liefde voor groeiwonder China niet bepaald te delen, maar weet evenzeer dat het VK, nu het uit de Europese Unie stapt, voortaan meer afhankelijk zal zijn van handel met overzeese partners."
Bron: 'Brits-Chinese relatie op kantelpunt' (Jan van Hessche, De Tijd, 9 augustus 2016)

woordfeit
Beaat komt via het Franse béat van het Latijnse beatus, dat 'gelukkig, gezegend, zalig' betekent. Het is verwant met bene, het bijwoord bij bonus 'goed'. In religieuze contexten kan beatus ook 'heilig' betekenen, bijvoorbeeld in een van de aanspreekvormen van Maria: Beata Virgo 'Heilige Maagd'.
Tegenwoordig heeft beaat naast 'gelukzalig, gelukkig' vaak een wat ironische of minachtende bijklank: in beaat glimlachen klinkt iets mee als 'gedwee, kritiekloos'.