o., overheidsbeleid ter bescherming van de consument.
© Op het gebied van het consumentenbeleid hebben zich vooral in de jaren zeventig belangrijke ontwikkelingen voorgedaan. Toen er door de gestegen welvaart meer ruimte ontstond, begon de zorg voor de kwaliteit van het dagelijks bestaan en het leefmilieu meer aandacht te krijgen. Onder invloed hiervan is in de landen van West-Europa aandacht geschonken aan onderwerpen als produktenaansprakelijkheid, misleidende reclame, standaardvoorwaarden, consumptief krediet, rechtsgang en geschillencommissies. Ook van het werk van internationale organisaties, zoals de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (o Eso) is een stimulerend effect uitgegaan.
In Nederland kwam door een collectieve actie van de consumentenorganisaties in 1980 de wet Misleidende Reclame tot stand. De Commissie voor Consumentenaangelegenheden stelde in 1978 het Advies inzake het Vraagstuk van de Toepassing van Standaardvoorwaarden bij Transacties met de Consument samen. Verder werd een Interdepartementale Commissie voor Consumentenzaken (icc) opgericht, een staatssecretaris voor consumentenzaken aangewezen en een dienst consumentenzaken bij het ministerie van Economische Zaken ingesteld. Van veel belang is ook de mogelijkheid om conflicten tussen leverancier en consument op te lossen door middel van geschillencommissies. Onder auspiciën van de Stichting Consumentenklachten waren er in 1979 zes van deze geschillencommissies werkzaam (chemisch reinigen, natwas, parket, reizen, recreatie, woninginrichting). Er waren plannen tot oprichting van nog twee andere commissies (openbare nutsbedrijven, keukens) en het onderbrengen van de geschillencommissie BOVAG/ANWB bij de Stichting.
In 1978 kwamen bij de Stichting 3874 klachten binnen. Voorts dient te worden gewezen op de totstandkoming van erecodes (b.v. de reclamecode; in 1979 werden 600 klachten bij de Reclame Codecommissie ingediend) en van tweezijdige standaardvoorwaarden. Bovendien is de Consumentenbond vertegenwoordigd in een groot aantal commissies, adviescolleges en samenwerkingsverbanden.
Opmerkelijk is dat vooral in landen waar al een behoorlijke rechtspositie van de consument bestond, de grenzen van de groei bereikt zijn en thans een omgekeerde beweging inzet. Zo pogen in de VS de federale wetgever en de wetgevers van de deelstaten de produktenaansprakelijkheid terug te dringen. In Groot-Brittannië werd in 1979 de subsidiëring van lokale consumentenadviesbureaus, de consumer advice centres, stopgezet. In Frankrijk klaagt de commission des clauses abusives dat haar adviezen ongepubliceerd in een ministeriële bureaulade verdwijnen. In Nederland adviseert de Sociaal-Economische Raad (SER) om in de ontwerp-EG-richtlijn inzake produktenaansprakelijkheid de aansprakelijkheid voor ontwikkelingsrisico’s niet op de producent te doen rusten. Desondanks blijven er nog heel wat andere terreinen waar de positie van de consument allesbehalve goed is.
Litt. Het tweede consumentenprogramma van de Europese Gemeenschap, uitg. EG (1979); Jaarrapport Overheidsbeleid Consumentenaangelegenheden 1978-79 (1979); M.Fontaine en T.Bourgoignie, Le droit de la consommation en Belgique et au Luxembourg (1980); W.J.Slagter, Consumentenbeleid (in: Tijdschrift voor vennootschappen, verenigingen en stichtingen 1980); E.H.Hondius, Consumentenrecht: de eerste tien jaar (in: NJB 33,1980).