v,, het esthetisch aspect van de bouwkunde; architectuur.
© Na de vernielingen van de Tweede Wereldoorlog waren wederopbouw en uitbreiding van de steden noodzakelijk. Vooral in de jaren zestig en het begin van de jaren zeventig werden deze problemen aangepakt door de toepassing van geavanceerde industriële woningbouwtechnieken. De stadsvernieuwing is over het algemeen nog in een experimenteel stadium. In enkele steden (o.a. in Warschau) heeft men het historisch centrum geheel gereconstrueerd. In verreweg de meeste steden worden slechts enkele gedeelten gerestaureerd en andere door nieuwbouw vervangen. In 1977 werd The language ofpost-modern architecture van de Engelse schrijver C.
Jencks gepubliceerd en kwam de discussie over het postmodernisme op gang. Men begon in te zien dat voor stadsvernieuwing geheel andere ontwerpen en technieken vereist zijn dan voor stadsuitbreiding en nieuwbouw. Verscheidene architecten kregen weer belangstelling voor het kleinschalige bouwen in door de historie bepaalde structuren en verwierpen het modernisme uit de jaren twintig en dertig. Zij wilden de toepassing van materialen als staal en beton, de industriële produktiemethoden en de geometrische vormen vervangen door het gebruik van hout en baksteen, een kleinschaliger en meer ambachtelijk produktieproces en een gedifferentieerder vormgeving. Zij wilden tevens een grotere aandacht voor de lokale tradities. Hoewel alle stromingen die zich in de loop van de jaren zeventig afkeerden van de algemene modernistische bouwtrant worden aangeduid met de term postmodernisme, wil dit niet zeggen dat zij in vele aspecten overeenkomen.
Nederland In Nederland drukte het architectenteam J.H.van den Broek en J.B.Bakema vooral in de jaren vijftig en zestig zijn stempel op de bouwkunst (o.a. winkelcentrum de Lijnbaan te Rotterdam, 1953, en gebouw Radio Wereldomroep te Hilversum, 1961). Hoewel de Ned. bouwkundigen over het algemeen niet rechtstreeks deelnamen aan de internationale discussie over het postmodernisme, experimenteerden verscheidenen sinds het eind van de jaren zestig met nieuwe vormen om zo de praktijk van het massale, door de industriële produktiemethoden bepaalde bouwen te doorbreken. In het begin van de jaren zeventig ontstond de Stichting Nieuwe Woonvormen. Deze was van mening dat door het toepassen van o.a. afwijkende woningplattegronden en versieringen een leefmilieu kan worden gecreëerd waarin de bewoners beter tot hun recht komen dan in een strakke, fantasieloze strokenbouw. In Den Helder werd volgens de ideeën van de Stichting Nieuwe Woonvormen een nieuwbouwwijk, Sluiswijk, ontworpen die in 1979 werd voltooid. De nieuwe stad Almere in de Flevopolder en de groeikern Alphen aan den Rijn zijn eveneens voorbeelden van gebieden waar de veranderde architectonische opvattingen tot uiting komen.
Tot de in deze periode meest op de voorgrond tredende Ned. architecten behoren A.E.van Eyck (Burgerweeshuis te Amsterdam, 1960, en Moederhuis aldaar, 1976-80), F.van Klingeren (gemeenschapscentrum De Meerpaal te Dronten, 1967, en ’t Karregat te Eindhoven, 1974), H.Hertzberger (Muziekcentrum te Utrecht, geopend in 1979) en C.Weeber (Arenaproject Alphen aan den Rijn, 1978-80). P.Blom behoort tot hen die sterk afwijkende woontypen ontwierpen (o.a. het project Woningenwoud te Helmond, begonnen in 1975).
Door de dreigende energieschaarste stijgen o.a. de stookkosten steeds sterker. Om warmteverlies te beperken worden vooral sinds de tweede helft van de jaren zeventig dak- en spouwmuurisolatie en dubbele beglazing toegepast, zowel in oudere als in nieuwe woningen. In de nieuwbouw (m.n. in de sociale woningbouw) worden om die reden vaak kleinere ramen aangebracht dan voorheen het geval was. Dit bepaalt mede het gezicht van de moderne architectuur. Enkele architecten hebben woonhuizen ontworpen die met een minimum aan energie kunnen worden verwarmd; deze verkeren nog in een experimenteel stadium. Van de recessie, die met de oliecrisis (1973—74) inzette en zich in de loop van de volgende jaren steeds sterker deed voelen, ondervond dus ook de bouwkunst de gevolgen.
België Hoewel er in de afgelopen decennia in België veel werd gebouwd, waren er naar verhouding weinig echt belangwekkende ontwikkelingen. In vele gevallen stond de architectuur nog steeds onder invloed van het → functionalisme. Steeds meer werd het beton door staal en glas vervangen. Tot de gebouwen die de aandacht trokken behoorden de kantoren van La Prévoyance Sociale te Brussel, van de architect H.van Kuyck, die werden opgetrokken met behulp van geprefabriceerde elementen (een voor België nog weinig toegepaste werkwijze) en het door L.Stijnen gebouwde BP gebouw te Antwerpen, dat is ontworpen volgens de principes van de Amerikaanse architect F.L.Wright.
Tot de belangrijkste Belg. architecten behoren A.Jacqmain, L.Kroll, M.Dessauvage en C.Vandenhove. Verrassende ontwerpen voor woningen in België en Zwitserland werden gemaakt door B.van Reeth. In 1972 werd de nieuwe universiteitsstad Louvain-la-Neuve gedeeltelijk in gebruik genomen. Voor de medische faculteit te Sint-Lambrechts-Woluwe bouwde L.Kroll een opmerkelijk studentenhuis dat La Mémé wordt genoemd. Architecten die eveneens de aandacht trokken waren o.a. R.Lataire (woning te Laarne), F.Maes en J.de Busschere (vakantiecentrum te Nassogne), L.J.Baucher, M.Draps en M.Libois (appartementencomplex te Sint-Pieters-Woluwe) van wie de genoemde ontwerpen in 1979 werden bekroond met de Prijs Robert Maskens.
Evenals in Nederland beperkt in België de stadsvernieuwing zich in de meeste gevallen tot het (soms) restaureren van bouwvallige stadswijken of het vervangen ervan door nieuwbouw. In Brugge werden gebouwen gerestaureerd met inachtneming van de structuur van de stad. In Antwerpen en Brussel heeft men niet altijd een bevredigend antwoord weten te vinden op de architectonische en stedebouwkundige problemen. Deze liggen overigens niet alleen op het gebied van de binnensteden. Ook de vaak (o.a. door speculatie veroorzaakte) zeer snelle groei van buitenwijken en nieuwe nederzettingen is niet altijd even gunstig geweest voor de goede oplossing van bouwkundige vraagstukken. Afb.p.114,115.
LITT, I.L.Szénassy, Architectuur in Nederland, 1960-67 (1969); C.Jencks en G.Baird, Meaning in architecture (1969); G.Bekaert en F.Strauven, Bouwen in België, 1945-1970 (1971); P.Drew, The third generation (1972); C.Jencks, Modern movements in architecture (1973); R.Moulin e.a., Les architectes (1973); M.Tafuri en F.Dal Co, Architektur der Gegenwart (Du. vert. 1977); J.Gehl, Leven tussen huizen (Ned. vert. 1978); R.Rainer, Kriterien der wohnlichen Stadt (1978); C.Jencks (red.), Post-modern classicism (1980); B.Mikellides, Architecture for people (1980); D.Boasson e.a., Kijk uit, om je heen (1980).