Randdebiel - informele jeugdtaal voor ‘onhandig iemand; iemand die zich vreemd gedraagt’. Ook wel randmongool.
‘Ik mot,’ brieste Frank, ‘gotverdomme geen kulassiek van een gehersuspoeldeh randdebiel van fan Breukhovu.’ Oor, 30-11-91
Maar met de eerste interviews heb ik al gemerkt dat het schijnbaar niet zo werkt. Dan denk je: zijn wij zo’n stel randdebielen? Nieuwe Revu, 28-10-92
Welke randdebiel heeft er nu een poncho aan met dit weer... Chris Bos: De woede van de bassist, 1992
Mocht je je standje in een hal hebben staan met twee van dat soort randdebielen, dan kun je je lol wel helemaal op. PC-Active, mei 1997