Moven - (Eng. to move + -n), vertrekken, opstappen; ervandoor gaan. Vooral imperatief gebruikt. Informeel; oorspronkelijk soldatentaal.
Tuurlijk ben jij hartstikke gek op je pa en ma, maar af en toe mogen ze best even ‘moven’. Club, februari 1988
Ik ben met een vrouwtje meegegaan. Geslapen daar en zo en toen stapt vandaag ineens die vent van d’r binnen. Zo’n brede kerel. Dus ik denk moven. Nieuwe Revu, 24-11-88
Shit man, ga alsjeblieft moven. René Appel: Spijt, 1989