Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Gepubliceerd op 08-06-2017

Garagerock

betekenis & definitie

eenvoudige rockmuziek, gebaseerd op drie akkoorden; vorm van rock die teruggaat naar de oervorm van de beat. In Amerika acid-punk genoemd. Sinds het midden van de jaren tachtig bij ons populair.

Niet alleen is er de garagerock van Green on Red... De Morgen, 21-05-85

The Plastic Dolls zullen worden gerangschikt onder de vaderlandse garage-rockstroming. Oor, 15-06-85

In de popmuziek werd met ‘punk’ een stroming aangeduid die in de jaren 64-67 in de Verenigde Staten floreerde en die ook bekend staat als ‘garagerock’. Oor, 22-02-86

Als veelzijdig eksponent van de garagerock maakte de groep van ‘Bosso’ Lammert Voos vooral als liveband furore. Backstage, oktober 1986

Van de Britse garagerock-mecenas John Peel gaan enkele 12 inches verschijnen. Fabiola, november 1986

Garagerock gaat teloor aan gemakzuchtige incompetentie. NRC Handelsblad, 08-01-88

Niet toevallig duikt in dezelfde periode een nieuwe ‘boom’ op vanuit het buitenland, gemakshalve omschreven als ‘garagerock’. Een groot aantal groepen zien het levenslicht met als centraal gegeven: de gitaar. Rock wordt teruggebracht tot zijn essenties, weeral puttend uit de gouden jaren ’60. Patrick Allegaert en Luc Vanmarcke: Op lawaai, jongeren en cultuur, 1989

Possum Dixon debuteert op het Interscope-label met een plaat vol lekker in het gehoor liggende punkpop en garage-rock. de Volkskrant, 11-02-94