Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Gepubliceerd op 08-06-2017

Gabber

betekenis & definitie

(oorspr. Barg. ‘vriend, makker’), in jeugdtaal kaalgeschoren jongen in trainingspak; aanhanger van gabberhouse. Gabbers hebben een speciaal taalgebruik, bijvoorbeeld hakken voor dansen. Tegenstanders zien hen als een hossende versie van F-side-supporters en noemen hen agressief, vrouwonvriendelijk en smakeloos. Gabbers houden van maximale geluidsvolumes en veel pils. Er zijn weinig vrouwelijke gabbers of gabberinnetjes.

Veel jongens in Parkzicht hebben een kaalgeschoren hoofd. Dat is de gabber-look. Nieuwe Revu, 23-01-93

Van alle soorten housers is de gabber het meest uniform gekleed. Hadden ze aanvankelijk allemaal een ‘matje’, tegenwoordig is de gabberhaardracht ‘crew cut’, oftewel: heel kort. Jan Kuitenbrouwer: Neo Turbo. Van yuppie-speak tot crypto-mumble, 1993

Veel XTC-dealers worden ‘gabbers’ genoemd. Hun hoofden zijn kaal. Nieuwe Revu, 12-04-95

In Berlijn werd een weekend lang een ‘Love Parade’ gehouden, een mega-feest van meer dan een half miljoen Duitse gabbers. Elsevier, 03-08-96

Bij ontstentenis van Piet Bambergen verschijnen vervolgens een stuk of vijftig gabbers in beeld die een auto aan gort slaan. Einde film. HP/De Tijd, 13-11-96

Terwijl tot grote hilariteit vooraf de Rotterdamse gabbers-strijdkreet ‘Hakkúh’ klonk, werd de aftiteling omgekeerd evenredig uitgeluid met fluitconcerten uit dezelfde hoek. Elsevier, 23-11-96

Je vindt dus ook gabbers onder voetbalvandalen. Vrij Nederland, 03-05-97

ook als afkorting van gabberhouse.

‘Gabber’ is de nieuwste en heftigste vorm van de elektronische dansmuziek die razend populair werd onder de noemer ‘house’. Opzij, mei 1992