Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Gepubliceerd op 07-06-2017

Chipper

betekenis & definitie

Chipper - chipcard voor kleine betalingen, in 1996 geïntroduceerd door de Postbank. → chipknip.

Aan de ene kant is er de ‘chipknip’ van de verzamelde banken en aan de andere kant de ‘chipper’ van de PTT/postbank. De vervoerbedrijven zullen zich niet door een van beide laten strikken. de Volkskrant, 03-08-96

Alle betaalautomaten die bij winkeliers op de toonbank staan, worden op den duur omgebouwd voor zowel de Chipper (Postbank) als de Chipknip (van andere banken). Trouw, 23-08-96

Dat kan het (on)bedoelde neveneffect zijn van de Nieuwe Verzuiling die zich nu voltrekt met behulp van de Chipper en de Chipknip. Vooralsnog wordt het Nederlandse volk in twee zuilen ondergebracht: de Chipper-familie en de Chipknipper-familie. Net als bij de oude zuilen zal het lidmaatschap bijna onmisbaar zijn om het leven door te komen. Elsevier, 24-08-96

Sinds eind vorig jaar verspreiden de banken hun chipknip massaal. De Postbank beloofde aanvankelijk een introductie in februari, maar dat werd een maand of vier later. En nog gebeuren de uitgifte van chippers en de installatie van de chipperbetaalautomaten mondjesmaat. Elsevier, 06-09-97