NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Wydoot, antonius

betekenis & definitie

WYDOOT (Antonius), geb. te St. Omer, overl. te Brugge als abt der cistercienserabdij van Duinen 1 Nov. 1566. Hij was reeds gedurende eenige jaren rentarius of bestuurder van den uithof of het klooster Zande te Hontenisse, tevens coadjutor met recht van opvolging van abt Rob. de Clerq, toen hij door diens dood, 10 Oct. 1557, geheel het bestuur der abdij in handen kreeg. Zeer bekwaam in water- en polderwerken, daarbij een groot oeconomist, was hij in staat de groote verliezen, die de abdij geleden had door de schrikkelijke overstroomingen van 1531 en 1551 in Hulsterambacht, te boven te komen. Door het aanleggen van den dam of stroombreker het hoofd van Walsoorde, ook thans nog een der merkwaardigste waterbouwkundige werken van Zeeland voorzag hij (‘praeclara industria’ zegt ‘de Cronica’) in de gevaren voor het door de golven nog gespaarde gedeelte der parochie van Hontenisse. De landen van Saeftingen, door overstrooming aan den koning vervallen, bracht hij aan de abdij terug. Hij zag nog de verwoesting door de beeldstormers in zijne abdij aangericht en overleed kort daarna te Brugge in zijn refuge.

Behalve het portret op hout geschilderd en van geringe beteekenis, dat bewaard wordt in het seminarie te Brugge, vindt men nog een afbeeldsel van abt Wydoot op den linkervleugel van het drieluik, aan Pieter Pourbus toegeschreven, en eigendom van Mej. de Buyst te Brugge en op den rechtervleugel van het drieluik door Pourbus geschilderd in 1564 en thans bewaard in de kerk van St. Gillis te Brugge.

Zie: C. de Visch, Compendium chronologicum abbatiae B.M. de Dunis (Brug. 1660) 94-95; Cronica et cartularium monasteri de Dunis (Brug. 1864) 95 en 96; M.B.G. Hogerwaard, De oeververdediging in ZeelandXI, 217, 221-225; J. Weale, Bruges etses environs (Brug. 1884) 153; J.B. Dugardyn, Het tweeluik van abt Christiaan de Hondt (Brugge 1904) 9.

Fruytier

< >