NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Wittenhorst, willem vincent van

betekenis & definitie

WITTENHORST (Willem Vincent van), overl. 4 April 1674, begraven te Horst, zoon van Jan en van Elisabeth van Schagen, was heer van Besoyen, Dronghelen, Gansoyen enz., woonde aanvankelijk te Utrecht nog in 1656, kocht 8 Maart 1660 de halve heerlijkheid Horst van Arnold Wolfgang graaf Huyn van Geleen; werd 28 Sept. 1660, wegens het riddermatig goed ter Horst waarmede hij 7 Mei 1660 beleend was, als lid der ridderschap toegelaten; hij huwde in 1646 Wilhelmina van Bronckhorst; dochtervan Nicolaas en van Josina van Amstel van Mijnden, welke 25 Mei 1669 kinderloos te Horst overleed; in 1670 hertrouwde hij met zijn nicht Catharina Cecilia van Bocholtztot Grevenbroeck, overl. 19 Febr. 1724, dochter van Jan Willem en van Anna, baronnes van Hoensbroek.

Uit het tweede huwelijk o.a.: Anna Maria Alexandrina Theresia (geb. teHorst2Aug. 1672, overl. te Horst 15 Aug. 1738), werd 16Nov. 1716 met de halve heerlijkheid Horst enz. beleend, huwde te Horst 20 Oct. 1714An-Antoon Udalric graafvan Fresin (overl.20Nov. 1724, begr. teHorst22Nov.); J ohan Willem (geb. te Horst 19 Oct. 1673, overl. te 's Hertogenbosch 16 Sept. 1715, begr. te Horst 19 Sept. 1715), werd minderjarig 22 Sept. 1674 met de halve heerlijkheid Horst beleend, vernieuwde meerderjarig den eed 21 Juni 1710, werd 1695 wegens het huis de Donck te Sevenum tot de ridderschap toegelaten, hij was in hollandschen dienst getreden, werd majoor in het regiment te paard van generaal-majoor graaf van Athlone en kreeg 4 Juni 1705 een commissie als kolonel bij bedoeld regiment: hij stierf als brigadier der cavalerie.

< >