SANDIFORT (Gerard), geb. 31 Jan. 1779 te Leiden, overl. aldaar 11 Mei 1848, was de zoon van den voorg. en Catharina Johanna Kindeed. 31 Oct. 1793 ingeschreven als student in de geneeskunde te Leiden, behoorde hij later tot de leerlingen van Oosterdijk, Paradijs, du Pui en Brugmans. 8 Febr. 1799 werd hij aangesteld tot prosector bij de anatomie en was als zoodanig assistent van zijn vader. 31 Jan. 1801 werd hij honoris causa bevorderd tot doctor in de geneeskunde en 2 Febr. d.a.v. kreeg hij den titel van extra-ordinair professor, bij welke gelegenheid hij eene rede, deAccuratioris etsubtilioris anatomes studio, uitsprak. In 1805 nam hij het geheele onderwijs in de anatomie op zich. 28 Aug. 1808 huwde hij met Charlotte Alexandrina Elisabeth Haack, deze stierf 28 Apr. 1811 bij de geboorte van eenen zoon; 25 Aug. 1815 hertrouwde hij metSuzanna Johanna Schede, welke 1 Mrt. 1822 overleed; 21 Oct. 1825 huwde hij voorde 3de
maal en wel met Johanna Clasina de Coningh, welke hem overleefde. 6 Juli 1812 werd hij bij besluit van den Grand-maître de l'Université impériale benoemd tot gewoon hoogleeraar in de anatomie en 13 Juli tot membre du Jury médical du departement des bouches de la Meuse. 16 Oct. 1815 bevestigde koning Willem I hem in zijn hoogleeraarsambt. Als lid van de Provinciale Commissie van geneeskundig toevoorzicht en onderzoek te 's Gravenhage was hij vele jaren werkzaam en ook werd hij in verschillende geleerde genootschappen waaronder ook buitenlandsche als lid opgenomen.
Bij het 250-jarig bestaan van de leidsche hoogeschool hield hij, 8 Febr. 1825, eene feestrede: de Prosperis etadversis, quae huicAcademiae post celebratum diem natalis ducentesimum evenerunt, (Annal. L.B. 1824/25). 8 Febr. 1826, aftredende als rector magnificus hield hij eene lofrede op Brugmans, getiteld, de Sebaldo Justino Brugmansio, praeclaro naturae interprete, welke echter niet in druk is verschenen. Aan zijnen vader heeft Sandifort zijne ontwikkeling als anatoom te danken gehad en als hoogleeraar heeft hij in hooge mate bijgedragen tot den goeden naam, dien het onderwijs in de anatomie aan de leidsche academie ook in het buitenland genoot. Zijne uitgebreide kennis en de uitstekende wijze, waarop hij zijn onderwijs gaf, maakte, dat hij door zijne leerlingen in hooge mate gewaardeerd werd. Aan de zorgvuldige bewerking van zijn voornaamste werk op wetenschappelijk gebied, de Tabulae anatomicae, waarvoor hij de platen zelf teekende, heeft hij den lof te danken, dien Cruveilhier hem in de voorrede van zijne Anatomie pathologique du corps humain (Paris 1833) brengt met de woorden: ‘J'ai pour devanciers et modèles une foule d'auteurs recommandables. Au premier rang se place Sandifort, dont les belles planches en apprennent plus en quelques heures que des volumes de description et qu'on peut considérer comme le père de l'Iconographie pathologique.’ Welk oordeel geheel overeenkomt met dat van een ander tijdgenoot, die in de Alg. Kunst en Letterbode van April 1840, 279, bij de beoordeeling van een werk van Blumenbach, er op wijst, hoe de verhandelingen van Sandifort in verschillende opzichten uitmunten boven het zooevengenoemde en zoowel voor den anatoom als voor den geneesheer bijzondere waarde bezitten.
Behalve de reeds bovengenoemde Tabulae anatomicae, situm viscerum thoracicorum et abdominalium, ab utroque latere, ut et a posteriore parte, depingentes. Praeceditobservatio de aneurysmate iliacaeinternaecet. (L.B. 1801-4), zijn de volgende verhandelingen van hem bekend. In handschrift: Dictata in methodum secandi (1799-1801); Elenchus plantarum, quae in horto Lug.-Bat. coluntur(L.B. 1822); Ontleedk. beschrijvingenaanmerkingenovertweehoofdelooze misgeboorten in Verhand, dereerste klasse v.h. Kon. Nederl. Inst van K. en W. te Amst. V 151; Ontleedk. beschr. van twee hersenlooze misgeboorten, Ibid. VI, 251; Ontleding der spieren van de onderkaak by een Felis pardus, Ibid. VII, 261; Aanmerkingen omtrent de breuk van den hals van het dijbeen in Nieuwe Verhand. enz. I, 153 (Vertaald in Magazin derausl. Literatur derges. Heilk. etc. XVI, 292); Over de vorming en ontwikkeling der horens van zoogende dieren in het algemeen en van die der hertenbeesten in het bijzonder, Ibid. II, 67; Bijdragen tot de ontleedk. kennis der walvisschen (cetacea) III, 223; Beschr. v. een olifant, welks gedaante van den gewonen afwijkt, Ibid.
IV, 57; Beschr. v.h. werktuig tot vorming van hetgeluid bij de Simia seniculus, Ibid.
V, 1; Ontleedk. beschr. van een in vele deelen misvormde vrucht van zeven maanden, Ibid. VII, 147; Beschouwing van eenige zeldzaam voorkomende misvormingen van het hoofd van viervoetige dieren, Ibid. VIII, 155; A ndreae Bonn Tabulae anatomica-chirurgicae doctrinam hemiarum illustrantes (L.B. 1828); Ontl. beschouwing van een volwassen orang-oetan van hetmannelijkgeslacht, in Verhand, v.d. Natuurl. geschiedenis derNederl. Overz. bezitt, Mammalia 29, (Leid. 1839); Tabulae craniorum diversarum nationum (Leid. 1834-42) Fasc. III.
Zijn door een onbekende geschilderd portret in de leidsche Senaatskamer; lithographie daarnaar door L. Springer. Ook J.P. Berghaus bracht zijn portret op steen.
Zie over hem: G.C.B. Suringar, Memoria Gerardi Sandifort (L.B. 1848); J.G. Te Water, Narrat, de rebus academiae Lugd. Batavae, seculo octavo etdecimo prosperisetadversis (L.B. 1802), 110en 233; M. Siegenbeek, Geschied, der Leidsche hoogeschool, I 286, 325, 393 en 40; II 103, 115, 219; Galerie historique des contemporains, ou nouvelle biographie, etc. (Brux. 1807 i.v.); A.C.P. Calisen, Medic. Schriftstellerlexicon der jetzt lebenden Aerzte, Wundärzte, Geburtshelfer, Apotheker und Naturforscher aller gebildeten Völker, XXXII, 90; Musei, quod Lugduni Batavorum est, descriptio III (L.B. 1827), I-XI.
Simon Thomas