NESSEUS (Jacobus Jansz.), minderbroeder, geb. te Amsterdam 1572 en overl. te Leiden 14 Mei 1636. Kloosterling geworden, was hij eenigen tijd lector van de theologie in het convent van Leuven. Als gardiaan van Sint-Truyen - waarschijnlijk benoemd door het kapittel van Antwerpen 11 Juli 1599 - stond hij aan het sterfbed van Pontus de Huyter (overl. 6 Aug. 1602). In 1609 naar de hollandsche missie gezonden, vestigde hij zich eerlang te Leiden en woonde in 1622 ten huize van Dirk van Santen. Ongestoord werkte hij daar aan het behoud en de uitbreiding van het katholicisme. Een zijner bekeerlingen was de wispelturige en beklagenswaardige Jan van Haren (Haeren of Haring). Diens levensloop tot op het jaar 1612 is vrijwel bekend (Paquot, Mémoires, IV, 186 ss; Janssen, De kerkhervorming te Brugge, 1,259-266 en v.d. Aa, Biogr. Woordenboek, VI, 55 v.). Na dien tijd aan tijdgenooten onbekend en door geschiedschrijvers uit het oog verloren, verzoende hij zich door Nesseus' toedoen weder met de Roomsche kerk en volhardde nu tot aan zijn dood. (Zie nog De Katholiek, XCVI (1899), 205 en Bijdragen Bisd. Haarlem XXVII, 100). Ook Dr. Petrus Pauw (overl. 1 Aug. 1617), hoogleeraar in de ontleeden kruidkunde aan de leidsche universiteit, werd door Nesseus' zeggingskracht in het geheim want hij werd op protestantsche wijze begraven en zijn ambtgenoot Aelius Everardus Vorstius hield de, ook in druk uitgegeven, lijkrede - weder gemaakt tot praktiseerend katholiek (Vgl. hierbij ook Fruin, Uittreksel uit Francisci Dusseldorpii Annales, 356 v. en 502). Het provinciaal archief der minderbroeders te Weert heeft nog andere gegevens, welke bewijzen, dat hij was een ijverig en invloedrijk missionaris, door vriend en vijand geacht. Hij was ook de eerste superior van de Franciscanen in de hollandsche missie.
Wat hij in opdracht der Aartshertogen als helper van Grammay (Archief Aartsbisdom Utrecht VII, 117 vv; Fruin, Uittreksel, 26 en 484) gedaan heeft voor de opgraving en overbrenging van het gebeente der H. Liduina (Moll, Joh. Brugman II, 130v.; Mgr. Wilmer, MemorialedeservaeDei Liduinae.... vita, miraculis et cultu (1873), 10 en ArchiefAartsb. UtrechtXIV, 130 vv.), leze men in het door hem opgesteld proces-verbaal, afgedrukt door de Bollandisten, Acta Sanctorum, Aprilis t. II, ad diem 14, p. 362 s. Ook bij het in veiligheid brengen van de relikwieën der gorcumsche martelaren speelde hij een voorname rol. Vgl. Acta Sanctorum, t. II Julii, ad diem 9 (ed. Palmé, p. 742, n. 25) en een bundel processtukken in zake de zaligverklaring van Gorcum's martelaren, berustend in de bibliotheek der Bollandisten te Brussel (sign. n. 182, fol. 192 v. -197 v.), alwaar de beëedigde verklaringen, afgelegd door Nesseus en zijn ordebroeders Joannes Tyras en Arnoldus de Witte, worden medegedeeld.
Zie: Bijdragen Bisd. Haarlem I, 341; II, 86, 110; VI, 299 v.; X, 12; XIV, 23; XIX, 65. Om verwarring te voorkomen zie ook III, 315; XVIII; 53; XXIX, 291 noot 1.
Hesse