HARINGMAN (Jan Schreuder), geb. te Middelburg 29 Maart 1747, overl. te den Haag 9 Oct. 1811. Hij was de zoon van Maarten H. en Agatha Amys (zie volg. art.) en huwde 11 Mei 1773 met Geertruida Jacomina Booms. Reeds vroeg ging hij in zeedienst. In 1782 was hij commandant van het linieschip ‘Zierikzee’ van 64 st. behoorende tot een eskader, dat de te Bergen verwacht wordende O.-I.-vaarders naar het vaderland zoude geleiden. Door storm was hij verplicht de Sont in te loopen om zijn schip te doen herstellen. Grooter ramp trof hem op de thuisreis, daar het schip 2 Nov. van dat jaar, bij hevigen storm met dikke lucht en sneeuw op de kust van Jutland strandde. Hij zelf ontkwam slechts met moeite. Zijn gedrag werd later door den Hoogen Zeekrijgsraad onderzocht, maar de bevelhebbermet een loffelijke getuigenis zijner zeemanschap van alle schuld vrijgesproken. In 1787 kreeg hij het bevel over het eskader in de Middellandsche Zee en in het volgende voorjaar werd hij door de Staten-Generaal met eene zending, in gezelschap van zijn zoon Hendrik (overl. Anholt 5 Mrt. 1806), belast naar den keizer van Marokko, waarbij hij zich voor onze Republiek bij dien toen ten tijde gevreesden vorst zeer verdienstelijk maakte en vredelievende betrekkingen wist aan te knoopen. In 1792, toen de moed der roemrijke dagen van voorheen weder even opflikkerde, kreeg H. gelegenheid, om zich als bevelhebber der zeemacht op de Schelde te onderscheiden en de provincie Zeeland voor een onverhoedschen inval der Franschen te bewaren. Merkwaardig was in den nacht van 21 Maart 1793 de aanval en de verovering van de fransche kanonneerbrik ‘Ste. Lucie’ en een gaffeljacht, door zeven gewapende sloepen, aangevoerd door den luit. W.O. Bloys van Treslong. Niet lang daarna legde H. het bevel neder en werd hij tot schout-bij-nacht bevorderd. Bij de omwenteling had hij het gezag over de scheepsmacht in Zeeland en kreeg hij de pijnlijke taak, om Walcheren aan de Franschen over te geven. De Staten-Generaal hadden hem gelast geene defensie te wagen, wat bovendien toch moeilijk zoude geweest zijn, daar de meeste oorlogsschepen vastgevroren lagen. Op 4 Febr. 1795 (16 Pluviose II) kwam de capitulatie tot stand. Een oproer van Oranjegezinde matrozen, die op ruwen toon reisgeld begeerden, werd door het kloek beleid van den schout-bij-nacht en de onbaatzuchtige hulp van den vermogenden vlissingschen koopman Abraham Louyssen gelukkig spoedig gestild. In 1807 werd H. lid van de Hooge Militaire Vierschaar.
Zijn portret als schout-bij-nacht is in het bezit der familie Piepers.
Zie: Nagtglas, Levensberichten van Zeeuwen (Midd. 1893) I, i.v.; H. Haringman, Dagverhaal van een verblijf van acht weken in het Keizerrijk Marokko en landreize naarMesquinezin 1788 enz. (den Haag 1803), Hoogd. vert. achter Vincent's BeitragezurNaturgeschichtederMaskaren-inselnetc. (Weimar 1805); TijdschriftNed. Zeewezen 1908, 391-392.
Mulert