NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Bonte, willem jacobus]

betekenis & definitie

BONTE (Willem Jacobus), broeder van den voorgaande, 19 Juni 1842 te Leiden geb. en 12

Febr. 1908 te Apeldoorn overl. Ook hij werd, na den vroegtijdigen dood zijner ouders, voor 't onderwijs opgeleid, studeerde vlijtig, was eenige jaren als secondant op een instituut te Delft werkzaam en behaalde hier achtereenvolgens de akten M.O. Nederlandsch en Fransch, waarna hij in 1867 tot leeraar aan de in dat jaar opgerichte R.H.B.S. met 3-jar. cursus te Zalt-Bommel benoemd werd. Aan deze inrichting ook met het onderwijs in de staatswetenschappen belast, verwierf hij zich weldra ook voor die vakken de vereischte akte M.O. Tijdens zijn leeraarschap te Zalt-Bommel werd Bonte tot schoolopziener in 't arrondissement Geldermalsen aangesteld, terwijl hij in 1886 benoemd werd tot districtsschoolopziener te Hoorn, welke betrekking hij tot 1895 met de grootste toewijding heeft waargenomen. Wegens ziekte moest hij in dit jaar eervol ontslag aanvragen, waarna hij zich metterwoon te Apeldoorn vestigde.

Zuidema

< >