Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Romantisch

betekenis & definitie

de tegenstelling van klassiek. Het klassieke streeft een vorm-ideaal na, dat de verschillende deelen samenvat tot een organisch geheel, waarbij het objectieve op den voorgrond komt; het romantische komt niet tot zulk een planmatig samenvoegen der deelen, maar verliest zich in een schijnbare regelloosheid en phantastischen chaos, waarbij het subjectieve gevoelselement een belangrijke rol speelt.

Het klassieke sluit zich aan bij de volmaakte vormen van de antieken (Grieken en Romeinen); het romantische bij het meer avontuurlijk-dweeperige der middeleeuwen en oosterlingen. De romanticus is de kunstenaar, bij wien het scheppen uit den levenden geest, zooals den classicus dit nog mogelijk was, ontzegd is; hij schept alleen uit de krachten der levende ziel, waaruit hij zich een phantastische sprookjeswereld op wonderbare wijze ontwikkelt. Vandaar de subjectiviteit der romantiek; vandaar ook het gemis aan realiteit, zoowel vaak physiek als geestelijk; vandaar ten slotte het tragische lot van de meeste romantici der 19de eeuw (het hoogtepunt der eenzijdige romantiek), dat zij zich in hun subjectiviteit uitputten en vaak tot geestverstoring of zelfvernietiging vervielen, daar hun inspiratie niet meer gevoed werd uit een reëele geestelijke wereld, maar de krachten der eigen ziel verteerden. In de muzikale romantiek onderscheidt men;1. de vroege romantiek, die nog sterk met het klassieke samenhangt (Weber, Schubert, Mendelssohn);
2. de hoog-romantiek (het eigenlijke bloeitijdperk), waarin alle eigenaardigheden van het romantische zich vertoonen (Schumann, Chopin);
3. de late romantiek, die gedeeltelijk de schoonheden der hoog-romantiek verder en uitgebreid doet voortleven (Berlioz, Liszt, Wagner, Bruckner), gedeeltelijk reeds tot een verzwakking en verbleeking komt.

Op deze romantiek is dan het realisme of naturalisme, dat alleen maar met een tastbare werkelijkheid rekening wil houden, een terugslag, omdat in de verbleekte romantiek de samenhang met een ware werkelijkheid verbroken was.

Zie verder: E. Istel, Die Blütezeit der musikalischen Romantik in Deutschland (1909), E. Glöckner, Studien zur romantischen Psychologie der Musik (1909), W. Hilbert, Die Musikästhetik der Frühromantik (1911), M. Ehrenhaus, Die Operndichtung der deutschen Romantik (1912), D. G. Mason, The romantic composers (1906), A. W. Locke, Music and the romantic movement in France (1920), E. Kurth, Die Romantik und ihre Krise in Wagners Tristan (1920).