(Fr.) Streeksoort, bij het bespelen der strijkinstrumenten, welke hier in bestaat, dat op- en afstreek van elkaar worden gescheiden, zonder dat ook nog opzettelijk de stok wordt stilgehouden. Men onderscheidt, volgens Carl Flesch „De kunst van het vioolspel": a. détaché met den geheelen stok, b. het groote, breede détaché, c. het kleine, snelle détaché.
Zie verder dit werk. de verschillende vioolmethodes en vooral ook L. Capet „L'art de 1'archet".