een in de jaren dertig door o.a. Bennie Goodman en Count Basic tot ontwikkeling gebrachte speelwijze, aanvankelijk van jazzmuziek, later echter vnl. van populaire lichte muziek.
Kenmerken: grote soepelheid, licht syncoperen, en soms bijna onmerkbare accenten op de 2de en 4de tellen in de vierkwartsmaat (lichte 'after-beat’).