bijschaven

betekenis & definitie

bijschaven - regelmatig werkwoord
uitspraak: bij-scha-ven

1. door schaven afwerken, glad maken
♢ ik heb de ruwe planken wat bijgeschaafd
2. kleine gebreken wegwerken
♢ we hebben aan zijn gedrag heel wat bijgeschaafd

Regelmatig werkwoord: bij-scha-ven
ik schaaf bij (... ik bijschaaf)
jij/u schaaft bij (... jij bijschaaft)
hij/zij schaaft bij (... hij bijschaaft)
wij/zij/jullie schaven bij (... wij bijschaven)
ik/jij/u/hij/zij schaafde bij (... ik bijschaafde)
wij/zij/jullie schaafden bij (... wij bijschaafden)
hij heeft bijgeschaafd
de/het/een bijgeschaafde ....
bijschavend, bijschavende