bestelen

betekenis & definitie

bestelen - onregelmatig werkwoord
uitspraak: be-ste-len

1. stiekem nemen wat niet van jou is
♢ hij is bestolen door zijn kinderen

Onregelmatig werkwoord: be-ste-len
ik besteel
jij/u besteelt
hij/zij besteelt
wij/zij/jullie bestelen
ik/jij/u/hij/zij bestal
wij/zij/jullie bestalen
hij heeft bestolen
de/het/een bestolen ....

Synoniemen
afpikken, gappen, inpikken, jatten, pikken, snaaien, stelen, wegnemen