Gepubliceerd op 02-01-2020

Verdedigingswerken in Amersfoort

betekenis & definitie

Van de omstreeks 1300 tot stand gekomen verdedigingsgordel om het oudste stadsdeel zijn het grootste deel van de omgrachting, enkele fragmenten van de hierbinnen opgetrokken ommuring, een verdedigingstoren en delen van een van de vier stadspoorten bewaard gebleven. De omgrachting, die nog aanwezig is in de vorm van de West-, de Zuid- en de Weverssingel, moet oorspronkelijk breder zijn geweest.

In en onder enkele muurhuizen zijn delen van de stadsmuur aangetroffen.De Plompe- of Dieventoren (Muurhuizen 97), een vrij zware vierkante verdedigingstoren, is vermoedelijk in het begin van de 14de eeuw aan de stadsmuur toegevoegd. Later deed de toren lange tijd dienst als gevangenis, vandaar de naam Dieventoren. Het klokkentorentje op het tentdak, met een in 1590 door Thomas Both gegoten luidklok, werd in 1860 aangebracht. De poortdoorgang naar de Zuidsingel kwam pas in 1942 tot stand, toen de toren en de muurhuizen ter linkerzijde daarvan werden gerestaureerd. Van de Kamperbinnenpoort , aan het oosteinde van de Langestraat, resteren twee achtkante torens. De verbindende poortboog, met weergang, mezekouw en leien zadeldak, is in 1827 gesloopt, maar werd bij een restauratie in 1931-'33 gereconstrueerd.

Ook de beide aanbouwen met passage kwamen toen tot stand. De torens staan aan de buitenzijde van de gracht en vormden oorspronkelijk het voorwerk van de eigenlijke, thans verdwenen, hoofdpoort (ook wel de Viepoort genoemd), waarvan in 1990 funderingsresten werden aangetroffen.

Van de tussen ongeveer 1380 en 1450 gerealiseerde tweede verdedigingsgordel resteren nog enkele delen van de ommuring, twee poorten en de helft van de omgrachting (de Beek). Langs de St.-Annastraat tussen de Coninckstraat en de Kamp staat een lang stukstadsmuur met drie ronde torens. Aan de veldzijde is deze muur voorzien van steunberen, aan de stadzijde van (fragmenten van) bogen, waarover de weergang liep.

Tevens is nog een deel van de aarden wal aanwezig die omstreeks 1560 ter verzwaring van de muur tegen de binnenkant werd opgeworpen. De muur langs Achter de Kamp, met arkeltorentje, kantelen met schietgaten en ronde toren, is voor een belangrijk deel in 1978 gereconstrueerd. De in 1975 teruggevonden fundering van een stuk stadsmuur met drie ronde torens langs Binnen de Veste is toen tot een hoogte van ongeveer een meter boven het maaiveld weer opgemetseld.

De waterpoort Monnikendam , aan de zuidoostzijde van de stad, werd vermoedelijk omstreeks 1400 gebouwd over de plaats waar de Heiligenbergerbeek de stad binnenkomt. Naast een verdedigende functie vervulde zij waarschijnlijk ook een rol in het regelen van de waterhuishouding van de stad. De poort bestaat uit twee ronde torens, onderling verbonden door een muur met een laag over het water geslagen boog. De stenen brug die aan de stadzijde langs de muur loopt, moet omstreeks 1565 een houten brug hebben vervangen. Zowel bij de omvorming van de stadswallen tot plantsoen in de 19de eeuw als bij de restauratie in 1947 heeft de poort wijzigingen ondergaan.

De Koppelpoort , aan de noordwestzijde van de stad, is een combinatie van een waterpoort over de Eem en een landpoort, die het Grote Spui met de Grote Koppel verbindt. Omstreeks 1400 zal eerst de waterpoort zijn gebouwd, waarna spoedig de landpoort tot stand kwam. De waterpoort is aan de stadzijde voorzien van een op uitgekraagde segmentbogen en natuurstenen consoles rustende loopgang en wordt gedekt door een schilddak. Inwendig bevat zij nog een bijzondere dubbele tredmolen met windas en kabels, waarmee het eveneens nog aanwezige balkenschot kon worden neergelaten ter afsluiting van de doorgang. Boven bevond zich de gildekamer van de zakkendragers. In het muurwerk aan weerszijden van de waterpoort en de landpoort, zijn aan de stadzijde enkele bogen van de weergang van de stadsmuur gehandhaafd. De landpoort, met haar twee achtkante torens, had oorspronkelijk nog een voorpoort.

In 1641 werd aan de andere zijde van de waterpoort een kleinere doorgang gemaakt, die het Kleine Spui met de Kleine Koppel verbond. Sinds de sloop van deze kleine poort, begin 19de eeuw, beëindigt een achtkante toren aan deze zijde het geheel. In 1885-'86 werd de Koppelpoort onder leiding van P.J.H Cuypers ingrijpend gerestaureerd. De reconstructie van de poort is slechts ten dele gebaseerd op historische gegevens en bouwsporen. De meeste wijzigingen hadden ten doel het oude gebouw te ‘voltooien’ en te verfraaien. Zo werd tegen de buitenzijde van de waterpoort een mezekouw aangebracht en kreeg het bouwdeel tussen beide poorten een weergang in plaats van de bestaande verdieping.

Die weergang werd, volledig overbodig en onlogisch, ook aan de stadzijde voorzien van een borstwering met kantelen. Bastions. Van de omstreeks 1600 aan de stadsmuur toegevoegde bastions zijn het Davidsbolwerk (Achter Davidshof) en het bastion bij de Bloemendalsebuitenpoort nog herkenbaar. Op dat laatste bastion is in 1700 de Israëlitische begraafplaats in gebruik genomen. Het terrein is gedeeltelijk ommuurd. De staande grafstenen laten zien dat hier Hoogduitse joden werden begraven.

De begraafplaats is ondanks het feit dat zij reeds in 1873 werd gesloten, goed behouden gebleven. De toen aan de Soesterweg geopende nieuwe joodse begraafplaats bestaat ook nog.