Gepubliceerd op 02-01-2020

Loosdrecht

betekenis & definitie

Gelegen in een middeleeuwse cope-ontginning, waarvan de eerste ontginningsbasis waarschijnlijk langs het veenstroompje de Drecht lag. Daarvandaan zal de bebouwing zich in de loop van de middeleeuwen hebben verplaatst naar de oorspronkelijke achterkade, de Loosdrechtsedijk (oorspronkelijk Nieuwedijk).

Langs deze nieuwe, gebogen ontginningsbasis zijn twee gestrekte dorpen ontstaan: Oud-Loosdrecht en Nieuw-Loosdrecht.Doordat de dijk een scherpe bocht maakt, liggen de kavels in een stervormig patroon. Vanaf de 15de eeuw werd de veengrond voor turfwinning benut. Door het baggeren van veenspecie onder de waterspiegel ontstonden de uitgestrekte Loosdrechtse Plassen. In tegenstelling tot veel andere plassen in het West-Nederlandse veengebied heeft men die te Loosdrecht niet drooggemalen. In de 20ste eeuw kregen zij een recreatieve bestemming; het dorp, met zijn twee kernen, groeide uit tot een belangrijk watersportcentrum. De ten zuiden van Loosdrecht gelegen copeontginning Breukeleveen, met als ontginningsbasis de Herenweg, onderging een vergelijkbare ontwikkeling (Breukeleveense Plas).

Daar resteren van de bebouwing slechts enkele boerderijen. De Herv. kerk in Loosdrecht van Nieuw-Loosdrecht (Nieuw Loosdrechtsedijk 171), oorspronkelijk gewijd aan St.-Paulus, noemt men ook wel Sypekerk. De laatgotische, bakstenen kerk bestaat uit een rijzige, deels ingebouwde, westtoren, een pseudo-basilicaal schip en een hoog, driezijdig gesloten koor. Tegen de zuidzijde van het koor staat de voormalige sacristie met lessenaardak. De bouw van de kerk begon in 1433. De kerk wordt gedekt door houten tongewelven met trekbalken, die worden ondersteund door korbeelstellen met laat-gotische sleutelstukken. De scheibogen rusten op slanke zuilen met lijstkapitelen.

De toren, die omstreeks 1500 moet zijn gebouwd, heeft drie geledingen en een achtkantige spits. Consoles en uitgekraagde rondboognisjes dragen de stenen balustrade om de trans. De toren is in 1937 gerestaureerd en de kerk in 1962-'63. Bij die laatste restauratie kregen de koorvensters traceringen van baksteen; de overige kerkvensters behielden hun, vermoedelijk 18de-eeuwse, houten ramen. Verder heeft men de scheidingswand tussen koor en schip verwijderd. In de kerk staat een verweerde, hardstenen doopvont in gotische stijl; de acht zijden tonen in reliëf onder meer de symbolen van de vier evangelisten.

Verder bevat de kerk een wit marmeren graftombe van dominee J. Heirmans (†1684), 17de-eeuwse koperen lezenaars, kronen en doopbogen (1655), rouwborden (1725), een herenbank met familiewapens (1727) en een houten ‘bellenman’ (18de eeuw). De orgelkast dateert uit 1884 en heeft een nieuw binnenwerk. Achter de kerk ligt de gerestaureerde, 17de-eeuwse, voorm. pastorie.