Monumenten in Nederland: Overijssel

R. Stenvert, C. Kolman en Ben Olde Meierink (1998)

Gepubliceerd op 11-10-2017

De R.K. kerk H.H. Simon en Judas in Ootmarsum

betekenis & definitie

De R.K. kerk H.H. Simon en Judas (Kerkplein 28) is een pseudo-basilicale kruiskerk met verdubbeld transept en driezijdig gesloten koor, opgetrokken in Bentheimer zandsteen. Het schip en de zijbeuken van de in 1162 voor het eerst genoemde kerk dateren uit omstreeks 1230. Omstreeks 1250 begon de bouw van transept en koor en werd het schip overwelfd. De boven de 13de-eeuwse delen bewaard gebleven eikenhouten sporenkap met langsverband dateert uit omstreeks 1400. Het noorder en het zuider dwarspand zijn voorzien van terugspringende bogen met in de hoeken sierlijke colonnetten en staven. Met uitzondering van het eigenaardige venster boven het zuidportaal, dat nog enigszins de oorspronkelijke vorm bewaard heeft, zijn alle 13de-eeuwse vensters naderhand vergroot. De kerk is uitgevoerd in Westfaalse romano-gotiek, die men ook aantreft bij de nabijgelegen kerken van Billerbeck en Legden (D.). De romaanse westtoren, waarin zich mogelijk een nonnengalerij bevond voor de nonnen van Weerselo, werd in 1842 wegens vermeende bouwvalligheid gesloopt. Het laatgotische koor kwam in 1491-'94 tot stand. Spoedig daarna volgde de verdubbeling van het transept door de toevoeging van twee vierkante zijkapellen. De laatgotische vensters van koor en kapellen bevatten flamboyante traceringen. Als laatste verrees in het begin van de 16de eeuw een sacristie aan de noordzijde van het koor.

Van 1626 tot 1810 was de kerk in protestantse handen. Na teruggave werd het gehavende gebouw - in 1794-'95 hadden Hannoveraanse troepen het gebouw als paardenstal gebruikt - hersteld. Na de sloop van de romaanse toren in 1842 voorzag men het middenschip van een westgevel in vroeg-neogotische stijl, in 1844 bekroond met een houten klokkentorentje. Bij een restauratie in 1868 onder leiding van G. te Riele kreeg de kerk neogotische decoraties. De kerk is in 1972 gerestaureerd.

Inwendig wordt het schip overdekt door koepelvormige ribgewelven, transept en koor hebben hoogopgaande kruisribgewelven. Opmerkelijk is de vormenrijkdom van de kapitelen en de gewelfribben. Schip en dwarsschip vertonen een grote onregelmatigheid. De pijlers tussen middenbeuk en zijbeuken hebben buitengewoon zware afmetingen, waarmee de lichte scheiboogjes een wonderlijk contrast vormen. In de sacristie bevindt zich een 16de-eeuwse zandstenen piscina. Tijdens de aanleg van een centrale verwarming in 1964 werd de grafkelder van de familie von Heiden Hompesch teruggevonden met daarin enkele 12de-eeuwse grafzerken. Bij de restauratie in 1972 keerde de oorspronkelijke middeleeuwse polychromie terug; alleen de voorstelling van de Boom van Jesse die omstreeks 1868 werd gekopieerd naar een schildering in de Utrechtse Buurkerk heeft men gehandhaafd. Het op een orgeltribune geplaatste orgel werd in 1814 gemaakt door F.F. Epmann met gebruikmaking van ouder pijpwerk. Het onderging diverse wijzigingen in 1860 en 1870 en is in 1973-'74 gerestaureerd. Tot de in de kerk bewaarde kunstschatten behoort een bijzonder fraaie gotische monstrans uit omstreeks 1400, afkomstig uit het klooster Frenswegen bij Nordhorn (D.) en een eikenhouten Mariabeeld uit omstreeks 1500. Voor het overige dateert de inventaris grotendeels uit de 19de en de 20ste eeuw, waaronder kruiswegstaties (1849) door O. de Boer en werk uit het atelier van F.W. Mengelberg, zoals de neogotische Piëta, het triomfkruis (omstreeks 1870), het hoogaltaar (1871) en de preekstoel (1891). In de absis zitten drie gebrandschilderde ramen (1872) van atelier Nicolas; verder zijn er ramen van M. Weiss (omstreeks 1942) en J.A.C. Schoenaker (1973-'80).