Monumenten in Nederland: Noord-Brabant

Ton Kappelhof, Chris Kolman, Ben Kooij, Ben Olde Meierink, Nelleke Reijs en Ronald Stenvert (1997)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Woonhuizen in Helmond

betekenis & definitie

Woonhuizen. De oudste huizen staan aan Markt en Kerkstraat.

Het huis De Valck (Markt 1) heeft achter de huidige 19de-eeuwse gevel een nog nagenoeg compleet gestapeld houtskelet met kapconstructie van kort na de stadsbrand van 1594. Markt 7 heeft een kern uit 1595 die nu schuilgaat achter een voorgevel uit omstreeks 1740 met een in- en uitgezwenkte top. Kerkstraat 48, in de kern eveneens laat-16de-eeuws, heeft een ingezwenkte lijstgevel uit 1890 en een jugendstil-winkelpui uit omstreeks 1906. Het opschrift ‘Vleeschhouwerij’ is in marmoriet uitgevoerd.

In het tweede kwart van de 19de eeuw verrezen rijke herenhuizen langs de pas gegraven Zuid-Willemsvaart. Het Huis met de Klok (Kanaaldijk N.W. 47) uit omstreeks 1830, gebouwd in neoclassicistische stijl, is daarvan een goed voorbeeld. Het pand was eerst in bezit van de textielfabrikantenfamilie Bots, daarna van fabrikantenfamilie Raymakers. Ook Karelstein (Kanaaldijk N.W. 121-123), omstreeks 1840 gebouwd in opdracht van jhr. C.Th. van der Brugghen, heer van Croy, diende als fabrikantenvilla. In 1875 werd het in tweeën gesplitst.

De herenhuizen Kanaaldijk N.W. 63-67a werden in 1850 in neoclassicistische stijl gebouwd voor de fabrikanten J. Carp en G.W. Kaulen. Een vrijstaand neoclassicistisch pand is Villa Parkzicht (Kromme Steenweg 4), ook wel ‘Het kleine kasteel’ genoemd. Het verrees in 1858-'61 voor jhr. A.P.

Wesselman van Helmond en was vanaf 1899 eigendom van de firma E.H. Begemann, wiens fabrieken zich achter het pand uitstrekten. Andere, veelal eclectisch vorm gegeven fabrikantenvilla's langs het kanaal zijn: Kanaaldijk N.W. 77 (1868-'69) voor de textielfabrikant W. Swinkels, met tuin in Engelse landschapsstijl, Kanaaldijk N.W. 81 (1882-'83) eveneens voor W. Swinkels naar plannen van J.B. Kam, Kanaaldijk N.W. 83 (1884) voor de margarinefabrikant C.A. Oyens met neovenetiaanse elementen, en Kanaaldijk N.W. 85 (1890) voor de baksteenfabrikant D. van Lokeren Campagne met elementen uit de Franse neorenaissance.

Ook aan de Markt verrezen imposante herenhuizen: Markt 24 (1872) voor F.J. Matthijsen van de Vlisco werd in eclectische vormen ontworpen door Th. Roijakkers. Deze architect ontwierp ook Markt 18-18a (1885) voor textielfabrikant W. Ramaer.

J.B. Kam ontwierp in 1895 het herenhuis Markt 41 voor H.L. Fentener van Vlissingen. De meest imposante fabrikantenvilla is Markt 213 uit 1891, naar plannen van J.W. van der Putten. Dit rijke neorenaissancepand met koetshuis om de hoek (Watermolenwal 1) kwam tot stand voor textielfabrikant W. Prinzen. Het werd in 1923 verbouwd tot postkantoor. Voor J.F.A. Raymakers verbouwde Van der Putten in 1889 de fabrikantenvilla Mierloseweg 130 (met een kern uit 1830) eveneens in neorenaissance-stijl. Andere notabelen konden niet achterblijven, zoals te zien aan het pand Kerkstraat 47 uit 1882 van koopman Th.J. de Louw en Molenstraat 150 uit 1887 van burgemeester A. van Hoeck. Na de eeuwwisseling ontleenden de nieuwe voorname villa's, die steeds verder van het centrum af kwamen te liggen, hun statigheid aan een heroriëntatie op de vormen van het (Hollands) classicisme en de 18de-eeuwse Lodewijkstijlen. Jugendstil werd slechts bij uitzondering toegepast, zoals bij het herenhuis Markt 31 uit 1906, gebouwd naar plannen van F. Buskens voor metaalfabrikant J. van Thiel. Andere panden voor de familie Van Thiel zijn juist goede voorbeelden van deze heroriëntatie; President Rooseveltlaan 2 uit omstreeks 1905 is gebaseerd op de Engelse cottagearchitectuur en Villa Tilly (President Rooseveltlaan 4) uit 1913 (verbouwd in 1926), is gebouwd in ‘Um 1800’-stijl. H.L. Fentener van Vlissingen liet naar ontwerp van J.W. Hanrath in 1911 de villa Prins Hendriklaan 25 bouwen, een goed voorbeeld van een pand met (koloniaal-) Amerikaanse en (Hollands-) classicistische invloeden. In eenzelfde stijl ontwierp Hanrath ook: De Beemd (Aarle-Rixtelseweg 101) uit 1919 voor J.M. Matthijsen, met een formele tuinaanleg naar plannen van L.A. Springer, Aarle-Rixtelseweg 76 (circa 1920) en Aarle-Rixtelseweg 14 uit 1930 voor de directeur van de Nederlandse Schroefboutenfabriek A.P.L. van Thiel. In de jaren twintig verschenen ook enkele meer expressionistisch vorm gegeven fabrikantenvilla's.

Aarle-Rixtelseweg 63, een villa op vlindervormige plattegrond met toren uit 1921, is hiervan een goed voorbeeld. Textielfabrikant J.A. Carp liet het bouwen naar plannen van H. Teewisse met een park volgens ontwerp van tuinarchitect D. Tersteeg. Een ander voorbeeld is Warandelaan 11a, een fabrikantenvilla uit 1927 voor P. de Wit naar ontwerp van architect C.J. Bezemer.

Van de kleinere woningen uit deze tijd veelal arbeiderswoningen zijn de meeste inmiddels weer uit het straatbeeld verdwenen. Voorbeelden zijn nog te vinden aan de Bindersestraat, het Ketsegangske (1869) en de Molenstraat. Vanaf het begin van de 20ste eeuw verrezen in het noordwesten van de stad burgermans- en middenstandswoningen. Van de laatste zijn Steenweg 45-67 goede voorbeelden.

Garenfabriek Carp liet ze in 1920 bouwen naar plannen van C. Roffelsen. Ook het dubbele woonhuis De Roef/De Boeg (Prins Bernhardlaan 7-9) uit 1922, door architect W.A. Dille oorspronkelijk gepland als één huis, is een goed voorbeeld. Vergelijkbare panden uit de jaren twintig naar plannen van C. Roffelsen en G.L. de Vries zijn te vinden aan de Julianalaan en Emmastraat.