Woonhuizen. Van de oudste bebouwing van Eindhoven resteert zeer weinig.
Met de bouw van de Heuvelgalerij (1993-'94) verdwenen de laatste oude woonhuizen aan de Markt, waardoor slechts aan het Stratumseind nog enige panden over zijn met een mogelijke 16de- of 17de-eeuwse kern, zoals Stratumseind 14.Het laatste heeft een in de 19de eeuw herbouwde in- en uitgezwenkte gevel. Buiten het centrum staan nog enkele panden met een oudere kern, zoals de boerderij 't Hofke 13 te Tongelre uit omstreeks 1583, waarvan het driebeukige hallenhuis omstreeks 1600 werd verlengd. In de 18de eeuw leidde een verbouwing tot het huidige uiterlijk. De café-boerderij Mispelhoef (Oirschotsedijk 9), dateert volgens de muurankers uit 1774 en vormt met put, bakhuis en karschop een interessant ensemble. In de binnenstad stamt de kern van Rechtestraat 53 uit 1786-'91, maar het pand heeft een 19de-eeuwse neoclassicistische gevel. Op het terrein van het vroegere kasteel verrees in 1829-'30 Huize Ravensdonck (Ten Hagestraat 2-2a), mogelijk naar plannen van P. van Driel. Opdrachtgever van dit blokvormige en oorspronkelijk witgepleisterde pand was J.F. van der Heijde, burgemeester van Strijp en notaris te Eindhoven.
Na het midden van de 19de eeuw werd er in Eindhoven op grotere schaal gebouwd. Veel huizen, vooral de meer eenvoudiger panden uit die tijd, zijn al weer verdwenen. De grotere herenhuizen en villa's bleven het best bewaard. Deze zijn doorgaans blokvormig van vorm, bestaan uit twee bouwlagen, al dan niet met souterrain, en zijn uitgevoerd in eclectische stijl. Voorbeelden zijn: Ten Hagestraat 11-13 (1857) en Ten Hagestraat 9 (1858), Stratumsedijk 6-6a (omstreeks 1860), Stratumsedijk 26 (1877), naar ontwerp van J.H. Laffertée, en Stratumsedijk 24 (1887).
Sigarenfabrikant A.A.M. de Block liet in 1869 Stratumsedijk 20 bouwen naar plannen van de Antwerpse architect F. van Boghout. Soberder en ongepleisterd is het dubbele herenhuis Strijpsestraat 2-4, dat textielfabrikant Elias in 1860 bij zijn fabriek te Strijp optrok voor twee van zijn zoons. Voorbeeld van een eenlaags woonhuis in eclectische vormen is het omstreeks 1880 voor de burgemeester van Gestel gebouwde pand Hoogstraat 316.
Aan dezelfde straat bevinden zich ook burgermanswoningen en arbeiderswoningen uit het eind van de 19de eeuw met (vage) neoclassicistische vormen. Aalsterweg 184-210 en St.-Jorislaan 72-76 en 80-84 zijn andere voorbeelden van eenvoudige arbeiderswoningen, waarvan er vroeger veel zijn geweest. Woonhuizen in neorenaissance-stijl komen in Eindhoven weinig voor, met uitzondering van het grote landhuis De Burgh (Geldropseweg 170), met imposante hoektoren en trapgevel met erker. Dit landhuis werd in 1911-'12 voor N.C.M. Smits van Oyen gebouwd naar plannen van J.Th.J. Cuypers.
Ook Parklaan 58-62 (1911, E. Verschuijl) is een voorbeeld van late neorenaissance. Vanaf 1905 vertonen diverse woonhuizen jugendstil-vormen, zoals Wilhelminaplein 6 (circa 1905) en Wilhelminaplein 15 (1906) naar ontwerp van G. Geenen. Tramstraat 15-17 heeft gevelstenen waarop hamer en nijptang, passer en winkelhaak staan afgebeeld. Ook de in 1908 voor H.J. van Abbe gebouwde villa Tongelresestraat 20-24 vertoont jugendstil-invloeden, terwijl de villa Dommelhof (Fazantlaan 27) een mengeling van simpele jugendstil- en chaletvormen laat zien.
Kenmerkend voor de Eindhovense architectuur uit het begin van de 20ste eeuw is het teruggrijpen op oudere, vaak statige classicistische vormen in een stijl die bekend staat als ‘Um-1800’. Het belangrijkste voorbeeld daarvan is de in 1905-'07 voor A. Philips gebouwde villa De Laak (Parklaan 99). In het ontwerp greep architect J.W. Hanrath terug op 17de-eeuwse, classicistische vormen. De villa heeft hoekrisalieten voorzien van kolossale ionische pilasters en wordt bekroond door een fronton.
Gelegen in een ruime parkachtige tuin, met koetshuis, oranjerie en dienstwoningen uit 1920, vormt ze de kern van het Villapark Tongelre, waar ook andere Eindhovense fabrikanten een representatieve villa lieten optrekken. Fabrikant J. Brüning liet gelijktijdig Villa Elsheim (Parklaan 97) bouwen, nu in gebruik als bejaardentehuis Dommelhoef. In 1916 volgde in vergelijkbare stijl de bouw van drie representatieve villa's: Huize de Gooren (Parklaan 54) ontworpen door J.W. Hanrath, Gran Ville (Parklaan 95) naar plannen van J.Th.J. Cuypers voor sigarenfabrikant B.
Mignot en Parklaan 56 uit 1916 naar plannen van K.P.C. de Bazel voor zeepfabrikant E. Redelé.
Elders in de stad werd in vergelijkbare stijl gebouwd: Hoogstraat 231 uit 1919 voor textielfabrikant Kerssemakers en de villa Den Elzent (Bilderdijklaan 23) uit 1923, ontworpen door F. Wolters. Dezelfde architect ontwierp het jaar daarop in expressionistische vormen het woonhuis Markt 23A. Door de explosieve groei van Philips ontstond grote behoefte aan huisvesting voor het hogere kader en werd het oostelijke deel van Villapark Tongelre bebouwd met ‘ingenieurs- en hoofdbeambtenwoningen’. In 1916-'17 had Philips K.P.C. de Bazel gecontracteerd voor het ontwerp van vijf van dergelijke woningen aan de Merellaan, uitgevoerd in sobere baksteenbouw. Twee jaar later volgde een opdracht voor 24 woonhuizen aan de Fuutlaan, de Leeuweriklaan en de Uiverlaan.
In 1921, 1927 en 1929 werd dit woningbezit verder uitgebreid langs de Reigerlaan, de Leeuweriklaan en de Pluvierlaan, ditmaal naar plannen van J.W. en J.D. Hanrath.