Gepubliceerd op 02-01-2020

Gasthuizen in Groningen

betekenis & definitie

Gasthuizen. In de binnenstad van Groningen zijn veel zogeheten gasthuizen te vinden.

Daarbij kan onderscheid worden gemaakt tussen de instellingen die werkelijk als gasthuis voor vreemdelingen en zieken zijn begonnen en de instellingen die eigenlijk als hofjes of huisvesting voor armen en bejaarden zijn opgezet. De oudste, oorspronkelijke gasthuizen beschikten vaak ook over een kapel.

De complexen zijn in de loop der tijd geregeld gemoderniseerd en aangepast aan nieuwe gebruiksnormen; ze ogen dan ook vaak jonger dan ze eigenlijk zijn.Het Heilige Geest- of Pelstergasthuis (Pelsterstraat 39-43) is een groot complex met verschillende binnenplaatsen. Het oudste deel is de al in 1267 genoemde kapel, die diverse keren is verbouwd. De zuidgevel vertoont nog romano-gotische bouwsporen. De in 1773-'74 enkele meters naar de straat toe verplaatste oostgevel is in 1855 gewijzigd in neoclassicistische vormen naar plannen van J. Maris. Het in 1859-'60 naar plannen van J.F.

Scheepers gewijzigde interieur met stucplafond en gestucte wanden bevat onder meer een preekstoelkuip waarschijnlijk tweede kwart 17de eeuw - en een orgel uit 1774, gebouwd door A.A. Hinsz met onderdelen van een orgel uit 1693 van Arp Schnitger. De kapel is nu in gebruik bij de Waalse kerk en de Vrijzinnig Herv. kerk. Van de ten noorden van de kapel langs de Pelsterstraat gelegen 13de-eeuwse gasthuiszaal zijn restanten van de zuidgevel behouden in het muurwerk van de kapeluitbreiding uit 1774. Het grotendeels onderkelderde, oorspronkelijk laat-13de-eeuwse bouwblok achter de kerk bevatte de Weegkamer en de Voogdenkamer. De laatstgenoemde ruimte heeft een stucplafond en een schouw in Lodewijk XV-stijl, aangelegd bij een verbouwing uit 1751.

Haaks op dit bouwdeel staan enkele in oorsprong 14de-eeuwse vleugels. Boven de voorm. keuken bevindt zich een kap uit 1386. De binnenplaats ten zuiden van de kerk is ontstaan door de bouw van woningen langs de Nieuwstad (15de eeuw) en een poortvleugel aan de Pelsterstraat (16de eeuw); deze vleugel heeft zijn huidige, neoclassicistische voorgevel gekregen rond 1860. De westelijke vleugel langs de Nieuwstad kwam tot stand in de 17de eeuw en is later verbouwd en bepleisterd; het ingangspoortje stamt uit 1636 en is vernieuwd in 1724. Het complex bestaat verder uit enkele vrijwel geheel vernieuwde vleugels met woningen aan de noord- en de westzijde van het complex. Oorspronkelijk strekte het gasthuis zich nog verder naar het noorden uit; de huidige omvang heeft het sinds 1628, toen het tot proveniershuis werd verbouwd.

Het gasthuis is gerestaureerd in de jaren 1972-'78 onder leiding van C.L. Temminck Groll.

Het Geertruits- of Pepergasthuis (Peperstraat 20) werd in 1405 gesticht door Bernard Solleder en zijn zoon Albert voor de opvang van pelgrims; het kwam in 1594 in protestantse handen en huisvestte een tijd lang geesteszieken (1605-1702). De eenvoudige kapel met dakruiter is in de kern een 15de-eeuws gebouw dat in 1631 sterk werd vergroot en in 1834 een nieuwe straatgevel met neogotische vensters kreeg. Het interieur bevat een orgel van P. van Oeckelen uit 1862. Een maniëristisch poortje uit 1640, met een gebeeldhouwde bekroning in een overgang van Lodewijk XIVnaar Lodewijk XV-stijl (1743), geeft toegang tot het eerste binnenhof. Hier staat een pomp uit 1829. Behalve de kapel liggen aan de eerste binnenplaats enkele woningen, een 15de-eeuwse vleugel met de vroegere eetzaal en de 15de-eeuwse middenvleugel met de in neorenaissance-stijl ingerichte voogdenkamer.

Een poortje uit 1668 geeft door deze middenvleugel toegang tot een tweede binnenhof met 17de-eeuwse, eenlaags woningen. Deze woningen hebben vrijwel gesloten buitengevels. Een laat-middeleeuws bouwdeel achter de kapel geeft met een poort in de sluitsteen op 1653 gedateerd toegang tot een achterhof. Hier zijn in 1827 en 1861 nog enkele woningen bijgebouwd. De woningen van het in 1990-'91 gerestaureerde complex behoren tegenwoordig tot woningbouwvereniging Volkshuisvesting.

Het St.-Annen of Mepschegasthuis (Oude Kijk in 't Jatstraat 4) werd gesticht in 1479 door Syerd de Mepsche, weduwe van Otto ter Hansouwe. Zij bewoonde het ernaast gelegen Hinckaertshuis (Oude Kijk in 't Jatstraat 6), dat lange tijd als regentenhuis bleef dienen. Het in 1786 herbouwde gasthuis bestaat uit een breed dwars pand met zadeldak tussen topgevels en vier gasthuiswoningen aan de achterhof. Boven de omlijste ingang zit een stichtingssteen. Het voorm. St.-Jacob- en St.-Annagasthuis (Gasthuisstraat 2) rond 1490 gesticht door Jacob Grovens en Eteke Sluchtinge bestaat uit vier eenlaags vleugels om een binnenhof.

In een van de binnenhoeken staat een onderkelderde, gepleisterde regentenkamer met een klokgevel uit 1681. Het exterieur van het gasthuis is in 1879 in neoclassicistische vormen verbouwd. Boven de ingang prijken de naam van het gasthuis, enkele stichtingsstenen en een opengewerkte houten dakruiter. Het complex is in 1982 verbouwd tot woningwetwoningen.

Het meest markante voorbeeld van de grote, oudere gasthuizen zonder kapel is het in 1517 gestichte St.-Anthoniegasthuis (Rademarkt 29). Het was bestemd voor ouderen en later ook voor pestlijders (1608-'44) en geesteszieken (1702-1844). Het complex is ingrijpend verbouwd in 1695-'96, in de loop van de tijden enkele keren gerenoveerd en ten slotte gerestaureerd in 1982-'84. De naar voren uitgebouwde toegangspoort in classicistische vormen heeft beeldhouwwerk en opschriften uit 1664 en 1721 (renovatie poort). Het eerste, zich naar achteren verbredende binnenhof met twee houten pompen heeft aan de noordzijde deels tweelaags huisjes en verder langs alle zijden eenlaags woningen. Het middelste pand aan de westzijde is voorzien van een klokgevel met gevelsteen uit 1725 en een wijzerplaat met klokje uit 1806. Het complex omvat verder een klein achterhofje en een uitbreiding uit 1928-'31.

Het zogeheten Armhuiszittend Convent (Huis) of Lamme Huiningegasthuis (Akerkstraat 22) dateert van oorsprong uit 1621, maar is verbeterd en vergroot in 1634, 1655, 1684 en 1716. Hieraan herinneren oude gevelstenen in de voorgevel van de in 1884 in neorenaissance-stijl opgetrokken nieuwe eenlaags ingangsvleugel.

Daarachter omvat het complex een kleine binnenplaats met pompvoet uit 1763 - en een tuin. Van het blijkens de stichtingssteen uit 1632 daterende Anna Varwergasthuis (Nieuwe Kijk in 't Jatstraat 12-16) heeft nummer 12 een verdieping, de overige huisjes zijn eenlaags. Vergelijkbaar is het rijtje eenlaags huisjes van het Aafyn Wilsoorhofje (Kattenhage 4-12). Deze vroeg-17de-eeuwse woningen zijn testamentair geschonken door Aafyn Wilsoor in 1740. Het Tette Alberdagasthuis (Nieuwe Kerkhof 22a-d), een reeks gepleisterde eenlaags woningen met verhoogde middenpartij bekroond door een timpaan, is blijkens de (19de-eeuwse) gevelsteen gesticht in 1658. In de 18de eeuw zijn de huisjes van de Nieuwe Boteringestraat naar de huidige plek verplaatst. Sinds de restauratie in 1987 is het verdeeld in vijf in plaats van de oorspronkelijke zes woningen.

Het Zeylsgasthuis (Visserstraat 50), in 1646 gesticht door Berend Janssen Seilmaker en de vrouw van zijn broer, heeft bij een verbouwing in 1751 naar plannen van Jan Dieters Brugma een pronkgevel gekregen in de vorm van een halsgevel in Lodewijk XV-stijl voorzien van gebeeldhouwde cartouches met opschriften betreffende de stichting en de renovatie. Ook het Nieuw Aduardergasthuis (Munnekeholm 3), oorspronkelijk in 1604 gesticht door Wilhelmus van Emmen, kreeg bij een totale vernieuwing in 1775 naar ontwerp van G. Bonsema een pronkgevel. Deze gevel in Lodewijk XV-vormen heeft een cartouche met het bouwjaar en een gevelsteen met stichtingstekst.

In de tweede helft van de 19de eeuw kwamen veel nieuwe gasthuizen tot stand. Het Doopsgez. Gasthuis (Nieuwe Boteringestraat 47 1-26) kwam voort uit een schenking van broeder Jacob Dijk in 1872. Achter het in 1878 in neoclassicistische stijl opgetrokken poortgebouw ligt een binnenhof met woningen uit 1883 en 1897, maar ook uit 1924, 1957 en 1988-'89, toen het complex is gerenoveerd. In de Hortusbuurt, waar nog grote terreinen voorhanden waren, werden diverse nieuwe gasthuizen gesticht. Het Gerarda Gockingagasthuis (Grote Rozenstraat 76-78), gebouwd in 1870 en uitgebreid in 1882 en 1891, bestaat uit een reeks eenlaags woningen in traditionele vormen.

Vergelijkbaar in opzet, maar voorzien van iets meer decoratieve elementen, is het Kleine Middengasthuis (Kleine Rozenstraat 8-44), gebouwd in 1873 in opdracht van de Nederduitsch Herv. kerk. Het complex bestaat uit een straatvleugel met poort en woningen aan een rechthoekig binnenhof en is in 1980-'81 gerenoveerd door woningbouwvereniging Gruno. Het Pieternellagasthuis (Grote Leliestraat 34 1-55)

is in 1872 gesticht door de weduwe A. Janson ter nagedachtenis van de kinderen Pieternella en Pieter Knijpenga. De oudste huisjes staan aan weerszijden van de neoclassicistische ingangspoort met stichtingstekst in het timpaan. Het gasthuis is uitgebreid in 1878, 1895 (linker achterhof) en 1935 (rechter achterhof). Noorderhaven 23 is sinds 1885 in gebruik als voogdenkamer. Het in 1864 opgerichte en in 1880 geopende Sint-Martinusgasthuis (Grote Leliestraat 23 1-18) bestaat uit een poortvleugel uit 1892 en twee haakse vleugels aan een achterhof.

Het in 1895 door de Nederduitsch Herv. kerk voor handwerkslieden en dienstboden opgerichte Middengasthuis (Grote Leliestraat 51-113) heeft een door een eenvoudig poortje toegankelijk rechthoekig binnenhof met rondom eenlaags woningen. De noordvleugel is deels tweelaags en draagt een gedenksteen met stichtingsdatum en een steen die de renovatie van 1986 door woningbouwvereniging Concordia memoreert. De nummers 55-57 dateren uit 1888.

In het noordelijke deel van de binnenstad verrees verder in 1890-'92 het Remonstrantsch Gasthuis (Noorderbinnensingel 23-49) naar ontwerp van J.P. Hazeu, in eenvoudige bouwtrant met neorenaissance-elementen. Tussen enkele tweelaagspanden aan de singel staat een poort uit 1899, geschonken door Jan van Eck en Elizabeth Kleve en voorzien van beelden die Rust en Vrede symboliseren. Aan een groot binnenhof staan eenlaagspanden. Dit in 1905-'06 nog vergrote complex is aan het eind van de jaren zeventig gerenoveerd. Aan de oostzijde van de stad kwam in 1903 in opdracht van het pensioenfonds van het ‘College van Boekverkopers’ het Typografengasthuis (Petrus Campersingel 37-117) tot stand, naar ontwerp van K.H.

Holthuis in eenvoudige bouwtrant met neorenaissance-elementen. Ook hier staan tweelaags woningen aan weerszijden van een poort, die toegang geeft tot een binnenhof met eenlaags woningen. De poort draagt de naam van het gasthuis en het bouwjaar. Naar de boekdrukkunst verwijzen een wapenschild met drukkersgereedschappen en het opschrift: ‘Uit Haarlem's bloemhof ging het licht over de aarde’. Deze huisjes voor typografengezellen zijn tegenwoordig particulier bewoond. Naar voorbeeld van de binnenstadshofjes liet de gemeente in 1933 naar ontwerp van S.J. Bouma twee hofjes voor ouden van dagen bouwen, Tellegenstraat 7-59 en Ceramstraat 17-55; beide liggen op binnenterreinen die via een smalle gang toegankelijk zijn.