Monumenten in Nederland: Gelderland

Sabine Broekhoven, Chris Kolman, Ben Olde Meierink, Ronald Stenvert en Marc Tenten (2000)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Het stadhuis in Zutphen

betekenis & definitie

Het stadhuis ('s Gravenhof 1) bestaat in opzet uit vier achter elkaar aan de Lange Hofstraat gelegen bouwdelen. Het derde in de rij is vermoedelijk het oudste deel; een dwars huis uit de eerste helft van de 14de eeuw.

In 1371 is hier sprake van een ‘raetkamer’.Aan de noordzijde ontstond rond 1390 het Vleeshuis. Na een verbouwing in 1426 volgde in 1450-'52 opnieuw een verbouwing en een uitbreiding, waarbij aan de zuidzijde van het oudste deel een gebouw verrees dat als ‘danshuis’ wordt vermeld. Rond 1500 verbouwde men het oudste deel tot een diep pand en kreeg het evenals de beide aangrenzende bouwdelen een gotische trapgevel. Aan de achterliggende binnenplaats werd in 1594 de zuidmuur van het Vleeshuis vernieuwd. In 1616 richtte men in het oudste deel een Gedeputeerdenkamer (nu trouwzaal) in. Jan Craeckenborg uit Kleef kreeg in 1639 opdracht in het ‘danszaal’-gedeelte stucplafonds te maken, zowel op de verdieping in de Roermondse kamer (nu raadzaal) als in de huidige vestibule daaronder. In 1716 verrees aan de zijde van het 's Gravenhof een vierde bouwdeel, bestemd voor de Gedeputeerde Staten van het Kwartier van Zutphen.

Aan weerszijden van het lagere, zandstenen portiek met rijk beeldhouwwerk (vernieuwd in 1902) bevinden zich kamers met stucplafonds in Lodewijk XIV-vormen. Bij een modernisering van het complex in 1729 kreeg de gevel aan de Lange Hofstraat een kroonlijst. Tevens plaatste men een wenteltrap met gesneden leuning in Lodewijk XIV-vormen; de naastgelegen kamer kreeg kort daarop een Lodewijk XV-plafond. In 1822 vond een herindeling van ruimten plaats, waarbij de beide noordelijke bouwdelen als arrondissementsrechtbank werden ingericht.

Toen de rechtbank in 1889 verhuisde, dacht men met uitzondering van het Vleeshuis aan algehele sloop en nieuwbouw. Geldgebrek verhinderde dit, waarna diverse inwendige verbouwingen volgden. In 1896-'97 werd het Vleeshuis naar plannen van J.Th.J. Cuypers ingrijpend gerestaureerd en als boterhal ingericht. De topgevel werd in (neo)gotische vormen herbouwd en door de verwijdering van de verdieping- en zoldervloer verkreeg men inwendig een indrukwekkende ruimte, die in 1951 als Burgerzaal werd ingericht. Naar plannen van A.M. de Rouville de Meux volgde in 1953-'62 een ingrijpende verbouwing en vergroting.

Aan de westzijde moesten daarbij de woningen aan de noordwand van het Kerkhof plaats maken voor een kantoorvleugel in pseudo-18de-eeuwse vormen. In 1996-'99 is het stadhuis nog verder uitgebreid aan de overzijde van de Lange Hofstraat.