Monumenten in Nederland: Gelderland

Sabine Broekhoven, Chris Kolman, Ben Olde Meierink, Ronald Stenvert en Marc Tenten (2000)

Gepubliceerd op 02-01-2020

De (Herv.) Stevenskerk in Nijmegen

betekenis & definitie

De (Herv.) Stevenskerk in Nijmegen (St.-Stevenskerkhof 61) is een grote driebeukige kruiskerk met een driezijdig gesloten koor met omgang en tweezijdig gesloten straalkapellen, een driebeukig transept met uitgebouwd zuidportaal en een toren van vier geledingen met sierlijke maniëristische bekroning. De eerste kerk ter plaatse kwam tot stand tussen 1254 en 1273.

Van deze romaanse, basilicalc tufstenen kerk resteren delen van de westgevel (inclusief torenromp) en enkele pijlers met knopkapitelen van het middenschip.De zijbeuken waren doorgetrokken langs de toren, die rond 1307 werd voltooid. Deze kerk werd in gotische stijl verbouwd en kreeg tussen 1343 en 1361 een groter hoofdkoor met nevenkoren, waarvan geen resten zijn behouden. Eind 14de en begin 15de eeuw werd het basilicale schip uitgebreid tot een hallenkerk met bredere zijbeuken. De zuidbeuk kreeg een met natuursteen bekleed, gebeeldhouwd portaal (circa 1400), waarvan de open voorhal in de tweede helft van de 15de eeuw is gesloopt.

Vanaf circa 1420 begon men van oost naar west aan een nieuwe grootscheepse, maar niet voltooide verbouwing. Naar plannen van Gisbert Schairt van Bommel dombouwmeester van Xanten en bouwmeester van de Stiftskerk te Kranenburg verrees het huidige gotische koor met omgang, straalkapellen en sacristie. Het werk begon bij de omgang en de sacristie. De onderbouw van het hoogkoor zal vanaf circa 1440 zijn opgetrokken op de plaats van het 14de-eeuwse koor; de lichtbeuk werd niet voltooid. Rond 1456 kwamen de netgewelven van de omgang gereed.

De kerk werd circa 1475 tot kapittelkerk verheven. Het volgende stadium in de vergroting was de bouw van het driebeukig transept, dat grotendeels in de 16de eeuw tot stand kwam en hier en daar vroege renaissance-vormen vertoont. Begin jaren vijftig van de 16de eeuw werden nog verschillende pijlers opgericht en kregen de zijbeuken hun gewelven. Het onvoltooide transept is vermoedelijk in 1559 in gebruik genomen. Tegen de zuidgevel staat het unieke midden-16de-eeuwse ‘Paradijsportaal’. Dit vijfzijdig uitgebouwde, open portaal in rijke laatgotische vormen wordt gedekt door een stergewelf.

Aan de noordzijde van het transept bevindt zich een smalle, rond 1566 voltooide aanbouw, die het stadsarchief (de ‘Blok’) en de H. Grafkapel bevatte. Net als bij het koor heeft men de lichtbeuk van het transept niet voltooid. Onuitgevoerd bleef ook de vergroting van het schip met dubbele zijbeuken en een nieuwe lichtbeuk.

Van de veranderingen die de kerk later nog onderging resteert de classicistische aanbouw uit 1786 aan de zuidzijde van het koor. De huidige staat van de deels in natuursteen en deels in baksteen opgetrokken kerk is in belangrijke mate het resultaat van een ingrijpende restauratie van de kerk in 1948-'69 onder leiding van B. van Bilderbeek. Die restauratie was al voor de Tweede Wereldoorlog voorbereid, maar moest na het bombardement van 1944, waarbij de toren en het schip zwaar waren beschadigd, in aangepaste vorm worden uitgevoerd. Belangrijke reconstructies of wijzigingen van dit herstel zijn de puntgevels van het dwarsschip, het klokkentorentje van het koor (dit was circa 1777 afgebroken) en een ingrijpend herstel van het Paradijsportaal. Inwendig zijn delen van de zijbeuken van de kerkruimte afgescheiden.

Het interieur wordt in de zijbeuken en de omgang gedekt door ster- en netgewelven, de hoofdbeuken hebben houten tongewelven, die bij de restauratie zijn aangebracht. De kerk bevat nog enkele oude muurschilderingen, waaronder in de kooromgang St. Ontkommer en Mozes met de Wetstafelen (15de eeuw) en in de voorm. H. Grafkapel afbeeldingen van Christus (Laatste Oordeel), Nicodemus en Joseph van Arimathea (circa 1566). De laat-gotische natuurstenen afscheiding tussen de pijlers van het hoogkoor heeft getraceerde en getraliede openingen en poortjes met eiken deuren voorzien van smeedwerk.

Het boogveld van het poortje aan de zuidzijde bevat een votiefreliëf uit circa 1475 met een voorstelling van het Laatste Oordeel. Boven de deur naar de voorm. H. Grafkapel bevindt zich een votiefreliëf uit circa 1517, voorstellende de Aanbidding van de Drie Koningen. In het hoogkoor staat de laat-gotische stenen graftombe voor Anna Catharina van Bourbon (†1469), die kort voor 1512 op last van haar zoon Karel van Gelre werd opgericht. De gegraveerde koperen platen met afbeeldingen van de vorstin, de twaalf apostelen en vier pleuranten zijn vervaardigd door Wilhelm Loemans uit Keulen. Verder bevat de kerk gegraveerde koperen grafplaten voor de kanunnik Thomas Buys (†1570) en burgemeester Jacob Leeuwens (†1665) en veel grafzerken (vanaf de 15de eeuw).

Tot de kerkinventaris behoren verder een renaissance-priesterbank door Gaert van Dulcken (1577) bij de restauratie in 1966 hersteld en aangevuld twee eiken tochtportalen (1623 en 1632), een rijk gesneden preekstoel door Joost Jacobs (1639-'40) en twaalf door gilden geschonken koperen kroonluchters (17de eeuw). Cornelis Hermansz Schaeff maakte het genoemde tochtportaal uit 1632, een zevenzijdig herengestoelte (1644) naar ontwerp van Joost Jacobs en met een hemel uit 1676 - en een doophek (1652), dat bij de restauratie is gebruikt als afsluiting van de koorkapellen. Verder is er een Gedeputeerdenbank met overhuiving (1771), uitgevoerd in Lodewijk XV-stijl. Het orgel is gebouwd door Ludwig König (1774-'76, gerestaureerd 1965-'74); de classicistische kast naar plannen van Jan van der Hart is voorzien van beelden van Johan Keerbergen en ornamenten van J. Otten. Verder bevat de kerk een Zuid-Nederlands koororgel (tweede helft 17de eeuw), een door P. van Assendelft gebouwd orgel (circa 1770), afkomstig uit de Herv. kerk te Ommeren, en een orgelkast van J.A.

Clerinx (circa 1850). De toren (St.-Stevenskerkhof 63) verrees in de tweede helft van de 13de eeuw en werd in 1307 voltooid. De klokkengeleding is na een brand in 1429 herbouwd onder leiding van Ghisbert Schairt. De bekroning van de toren is verschillende keren vernieuwd. De na een blikseminslag in 1566 opgerichte spits werd vernield bij een beschieting in 1590 door troepen van prins Maurits. Bij het herstel werd de torenromp deels in baksteen ommetseld (circa 1593) en vervolgens in 1604-'05 door Pieter Gerritsz.

Verspeck voorzien van een sierlijke houten bovenbouw in maniëristische vormen. Deze bekroning ging bij het bombardement van 1944 verloren. Bij de gedeeltelijke herbouw van de toren in 1950-'53, naar plannen van A.W. Jansz, is de 17de-eeuwse bekroning gekopieerd, zij het drie meter hoger dan de vroegere toren en uitgevoerd in gewapend beton, bekleed met hout en koper. Ook de torenromp werd inwendig versterkt met gewapend beton. De huidige detaillering in laat-romaanse vormen van de onderbouw en de traptoren is ontworpen door Jansz en berust op fantasie.

In de toren hangt onder meer een door Peter en Henrick van Trier gegoten klok (1566); een luidklok van Geert van Wou (1484) is buiten gebruik gesteld. De toren bevat ook een verschillende malen herstelde beiaard, die grotendeels bestaat uit klokken van Jean Baptiste le Vache (1734) en Peter en Matthias van den Gheyn (1736-'38).