Monumenten in Nederland: Gelderland

Sabine Broekhoven, Chris Kolman, Ben Olde Meierink, Ronald Stenvert en Marc Tenten (2000)

Gepubliceerd op 02-01-2020

Nijmegen

betekenis & definitie

Stad, ontstaan op een uit verschillende heuvels bestaande stuwwal ten zuiden van de Waal. Al in de Romeinse tijd lagen hier nederzettingen van betekenis, waarvan bij opgravingen nog steeds restanten worden gevonden.

Op en rond de heuvel van het Valkhof lag in het begin van de jaartelling de inheems-Romeinse nederzetting Batavodurum, die in 70 na Chr. werd verwoest bij een opstand van de Bataven. In zuidoostelijke richting, bij het Trajanusplein, op de Hunnerberg en het Kops plateau, lagen tussen 12 voor Chr. en 276 na Chr. verschillende legerkampen.

Langs de rivieroever kwam na de Bataafse opstand de nederzetting Ulpia Noviomagus tot ontwikkeling ter hoogte van het huidige Waterkwartier (Maasplein e.o.).Eind 3de eeuw moest deze stad worden verlaten onder druk van Germaanse invallen, waarna men de beter verdedigbare omgeving van de Valkhofheuvel opzocht. Daar werden in de 4de eeuw versterkingen aangelegd. Ook in de vroege middeleeuwen concentreerde de bebouwing van ‘Numaga’ zich op en rond de heuvel van het Valkhof. In de Karolingische tijd werd daar een palts gevestigd als plaatselijke residentie van de Duitse keizers. In 1230 kreeg Nijmegen erkenning als rijksstad, maar al in 1247 werd de stad Gelders bezit. Graaf Otto II liet het Valkhof meteen versterken, het dal van de latere Voerweg uitgraven en de daar gelegen, aan St.

Stephanus gewijde, kerk slopen. De kerk werd vervangen door de huidige Stevenskerk. Aan de voet van het Valkhof kwam langs de toen noordelijker gelegen Waaloever een nederzetting tot ontwikkeling, waarbij men gebruik maakte van een daar achtergebleven Romeinse ommuring. Vanaf de 12de eeuw groeide de nederzetting in westelijke richting uit. Door uitslijting van de rivierbocht ging de oevernederzetting grotendeels verloren. In de 13de eeuw bouwde men daarom de huizen hoger, tegen de helling van de stuwwal.

Straten, ontstaan in deze periode zijn: de Steenstraat, de Vleeshouwerstraat, de Nonnenstraat en de Grotestraat. Op het plateau van de Hundisberg werden een hospitaal (1196) en de Stevenskerk (vanaf 1254) gebouwd. In westelijke richting werd de Hezelstraat de as waarlangs de stad zich ontwikkelde. In de 14de eeuw kwam als nieuw stadscentrum de Grote Markt tot ontwikkeling bij de kruising van de Burchtstraat en de Broerstraat-Grotestraat. Het stadhuis lag oorspronkelijk dicht bij het water, maar werd in de 14de eeuw gevestigd aan de Burchtstraat; vlak achter het stadhuis lag een dominicaner klooster. Nijmegen kreeg in die tijd de voor Nederland ongewone opzet met een beneden- en een bovenstad, verbonden door steil oplopende straten en stegen (gassen). Eind 13de, begin 14de eeuw had de stad een omwalling rond het gebied tussen de Lindenberg/Hoogstraat in het oosten en de Nieuwe Markt (Hezelpoort) in het westen.

Daartussen liep het tracé aan de zuidzijde met een flauwe bocht achter het dominicanerklooster en de Broerstraat langs. Het Valkhof lag aanvankelijk buiten de omwalling, maar bij verbeteringen van de stadsmuur aan het eind van de 14de eeuw kwam het Valkhof binnen de stedelijke ommuring te liggen. Een volgende stadsuitleg begon omstreeks 1436 met de aanleg van een wal met gracht die vanaf de Waal ten oosten van de Voerweg een boog maakte langs het tracé van de drie Walstraten, om bij de Bloemerstraat af te buigen richting de oude stadsmuur. Vanaf 1467 kwamen de poorten en de muurdelen tot stand. De muur voorzag men later aan de achterzijde van een aarden wal. In de jaren twintig van de 16de eeuw werd die opzet voltooid met de bouw van enkele rondelen en het doortrekken van de muur vanaf het zuidelijke hoekpunt nabij de Bloemerstraat tot aan de Kronenburgertoren, waarmee de halve cirkelvorm van de stad werd vervolmaakt.

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog en ook nog daarna bleef het strategisch belang van de stad groot. Na de verovering van de stad door prins Maurits in 1591 verbeterde men de vestingwerken tussen 1598 en 1610 naar plannen van Adriaan Anthonisz.

Omvangrijke verbeteringen volgden in 1700-'02, naar plannen van Menno van Coehoorn, en in 1726-'32 en 1748. Ook in de 19de eeuw werden rond de stad nog diverse forten gebouwd.

Door de ligging aan de Waal was Nijmegen in de late middeleeuwen een handelsstad van betekenis. Daarna verminderde dat belang door problemen met de bevaarbaarheid van de rivier. De in 1602 aangelegde haven aan de Waal (Oude Haven) werd in 1884 gedempt. Meer westelijk groef men in 1853 de Nieuwe Haven. Nijmegen kreeg in 1865 een eerste spoorverbinding met Kleef, gevolgd door spoorlijnen naar Arnhem (1879), Tilburg (1881) en Venlo/Roermond (1883).

Na de opheffing van de vestingstatus van Nijmegen in 1874 werden de stadsmuur en andere verdedigingswerken grotendeels gesloopt (tussen 1876 en 1880). Ter plaatse van de verdedigingswerken legde men singels en parken (Kronenburgerpark, Hunnerpark) aan op basis van plannen van W.J. Brender à Brandis en L.A. Brouwer (1878). Het centrale element van deze uitbreiding is het Keizer Karelplein, waarop zes wegen samenkomen. De Stationsweg (later Van Schaeck Mathonsingel) vormt de verbinding met het op enige afstand van de binnenstad gelegen station. Bij de stadsuitleg handhaafde men in grote lijnen de rond 1850 verharde wegen naar Den Bosch (Graafseweg), Maastricht (St.-Annastraat) en Kleef (Berg- en Dalseweg).

Langs de singels en uitvalswegen verrezen eind 19de en begin 20ste eeuw vrijwel uitsluitend particuliere villa's en herenhuizen. Tussen de radiale uitvalswegen werden middenstands- en arbeiderswoningen gebouwd. De noordelijke delen van de wijken Bottendaal, Galgenveld en Altrade werden als eerste bebouwd. Verder weg, op het hoog gelegen voorm. landgoed De Kwakkenberg, verrezen begin 20ste eeuw veel villa's. In het Interbellum ging de uitbreiding van de stad naar het zuiden versneld door (Hunnerberg, Hengstdal, Willemskwartier, Hazenkamp, St. Anna en Hatertse Hei) en verrezen er nieuwe wijken ten westen van het spoor (Biezen, Wolfskuil, Waterkwartier).

De radialen werden verbonden met gordelringen volgens het integrale uitbreidingsplan van A. Siebers uit 1934.

Na de aanleg van het Maas-Waalkanaal (1928) kwamen bij de kanaalhaven en het sluizencomplex industrieterreinen tot ontwikkeling. In de jaren dertig kwam als werkgelegenheidsproject het Goffertpark tot stand met een stadion en andere recreatiemogelijkheden. Belangrijk was de opening van de Waalbrug in 1936, waardoor het doorgaande verkeer aan de oostzijde om de binnenstad heen werd geleid.

Nijmegen werd bijzonder zwaar getroffen in de Tweede Wereldoorlog, vooral bij een bombardement op 22 februari 1944, maar ook bij branden en beschietingen daarna. De grootste vernielingen werden aangericht in het centrale deel van de bovenstad, de omgeving van het Keizer Karelplein, het station en de omgeving van de Batavierenweg. Diverse beschadigde monumentale gebouwen werden gesloopt, waaronder de middeleeuwse Broerskerk en de neogotische Augustinuskerk (1886). De Stevenskerk restaureerde men. Ook het stadhuis, waarvan alleen de gevels resteerden, werd herbouwd. De wederopbouw kwam snel op gang naar plannen van A.

Siebers en een stedenbouwkundige adviescommissie. Het belangrijkste nieuwe element voor de binnenstad was de aanleg van Plein 1944. Door de bouw van een tunnel onder het spoor werd de ontsluiting van de westelijke wijken verbeterd. Bij de na-oorlogse uitbreidingen in westelijke en zuidelijke richting raakten de oude dorpen Hatert, Hees en Neerbosch volledig ingebouwd. De in 1923 opgerichte Katholieke Universiteit vestigde men na de oorlog op het voormalige landgoed Heyendaal, waar ook het Radboudziekenhuis verrees.

De benedenstad langs de Waal verpauperde vanaf de 19de eeuw. De eerste saneringsplannen werden in de jaren dertig gemaakt door A. Siebers en door bureau Granpré Molière, Verhagen & Kok. Het bureau stelde voor het hogere en het lagere gedeelte door een hoge keermuur met wandelpromenade van elkaar te scheiden.

Delen van dat plan zijn rond 1953 uitgevoerd (Groene Balkon). Terwijl men al vast grote delen van de benedenstad sloopte, ontwikkelde men diverse (nooit uitgevoerde) andere plannen. In 1974 werd de benedenstad tot beschermd stadsgezicht verklaard, waarna de stadsvernieuwing in het gebied daadwerkelijk tot stand kwam. De Waalkade kreeg in de jaren tachtig en negentig een nieuw aanzien, onder andere door de bouw van het Casino, de hoogwatervrije aanlegsteiger en de nieuwe trappenpartij van de Lindenberg. Het oostelijke deel van de kade is nu vooral een promenade met cafés en restaurants; het westelijke deel heeft nog oude bebouwing (Achter de Vismarkt, Lage Markt en Oude Haven).

De binnenstad van Nijmegen is dus door de oorlog en de stadsvernieuwing sterk van karakter veranderd, veranderingen die zich voortzetten met de nieuwbouw rond het Mariënburg en de bouw van Museum Het Valkhof.