Woordenboek van medische eponiemen

T.Beijer en C.G.L.Apeldoorn (1998)

Gepubliceerd op 17-06-2020

canalis Nuckii

betekenis & definitie

uitstulping van het buikvlies bij de vrouw, waar een liesbreuk kan ontstaan, en diverticulum Nuckii: het meestal geoblitereerde kanaal van Nuck, zijn genoemd naar de Nederlandse anatoom Anton Nuck (1650-’92), die deze structuren in 1692 voor het eerst beschreef.

Nuck, telg uit een vooraanstaande Harderwijkse familie, studeerde geneeskunde aan de Gelderse hogeschool in zijn geboorteplaats. Later vertrok hij naar Leiden, waar hij in 1677 more majorum (met de kap) promoveerde op het proefschrift De diabete. Na een paar jaren in Delft gepraktizeerd te hebben, werd hij in 1683 tot professor anatomiae in Den Haag benoemd. In 1687 verhuisde hij naar Leiden, waar hij Charles Drélincourt (1633-’97) als hoogleraar in de anatomie en geneeskunde opvolgde. Maar al enkele jaren later overleed hij.

Nuck ontpopte zich al spoedig als een uitstekend docent. Voor de Leidse studenten, die door de nurkse Drélincourt nu niet bepaald verwend waren, was zijn anatomisch onderwijs een openbaring (Beijer). Voor de kliniek had Nuck helaas weinig belangstelling; zijn grootste verdiensten liggen dan ook op ontleedkundig gebied. Als eerste beschreef hij de uitlozingsbuizen van de menselijke speekselklieren. Het speeksel werd door hem scheikundig onderzocht en hij bestudeerde zeer nauwkeurig het secretieproces. In 1685 publiceerde hij zijn bevindingen: De ductu salivali novo ductibus aquosis & humore oculorum aquea. Met de ‘ductuum aquosorum’, de vochtbanen in het oog, heeft Nuck tijdgenoot noch nageslacht kunnen overtuigen.

Belangwekkend was Nucks inspuittechniek van iymfevaten, waarbij hij gebruik maakte van een mengsel van kwikzilver met tin of lood. Met veel bewondering zou Boerhaave deze preparaten als student in het anatomisch kabinet van de Leidse Alma Mater bestuderen. De beschrijving van deze ingespoten lymfebanen staat vermeld in Nucks werk Adenographia curiosa & Uterifoeminei Anatoma nova. cum epistola ad amicum de inventis navis (Leidae, 1692).