Wat is de betekenis van zwikken?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zwikken

(zwikte, heeft en is gezwikt), 1. (overg.) knakken, de lendenen breken: zij zwikte het kind; 2.(onoverg.) omslaan en breken: een kind laten zwikken, het achterover laten slaan, zo dat de lendenen breken ; een verdraaiing of verstuiking krijgen (door uitglijden of misstappen): mijn voet zwikte ; 3. (overg.) (schoenm.) het leer...

2025-07-29
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

zwikken

Het begrip zwikken heeft 7 verschillende betekenissen: 1) het bovenmateriaal van een schoen over de leest trekken, om het daarna aan de binnenzool vast te zetten 2) de voet of de enkel omslaan bij het lopen of bij het verstappen; door de enkels gaan 3) omslaan naar buiten of naar binnen 4) moeizaam, telkens zwikkend, lopen of ergens naartoe lopen;...

2025-07-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zwikken

zwikken - Werkwoord 1. knakken 2. een verdraaiing of verstuiking verkrijgen Mijn voet zwikte toen ik net op de rand van de stoep ging staan. 3. een bepaald kaartspel spelen 4. het op de leest vormen van de schoen zwikken - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig...

2025-07-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zwikken

v., swikje, swikke.

2025-07-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zwikken

zwikte, h., i. gezwikt (knakken, omslaan, de lendenen breken; kaartspel): mijn voet zwikte, sloeg om; zij liet het kind zwikken, achteroverslaan.

2025-07-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zwikken

('zwikkәn) (zwikte, heeft en is gezwikt) 1. achteroverslaan, omslaan, knakken, breken: zij liet het kind -. 2. verdraaien, verstuiken: mijn voet zwikte. 3. kaartspel waarbij de speler die 21 haalt, wint, die erboven is, verliest, die eronder is, moet passen of bijkopen.

2025-07-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

zwikken

(zwikte, heeft en is gezwikt), 1. knakken, de lendenen breken; 2. een verdraaiing of verstuiking krijgen (door uitglijden): mijn voet zwikte; 3. het leder voor een schoen om de leest brengen en vastzetten; 4. een bepaald kaartspel spelen (e). (e) Zwikken is een vanouds vooral onder soldaten geliefd hazardspel, tegenwoordig meestal met 20 kaarte...

2025-07-29
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Zwikken

(verstuiken) intens, van zwijken (zie Bezwijken).

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-29
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

zwikken

zwikken ww. 'verstuiken; spel met kaarten' Vnnl. swicken 'buigen' in twee samenstellingen voor 'slagboom, hefboom': die stede des swick booms 'de plek van de slagboom' [1518; iWNT], Swichout, datmen op trecket, ende dan weder laet vallen 'hefboom, die men oplicht en weer laat vallen' [1556; iWNT], dan het werkwoord in...