Woon
v., 1. het wonen ; vgl. metterwoon ; 2. (Zuidn.) woning : in N.-Ned. ook in dicht. st.: zij bracht haar pracht in des konings woon (H. de Vries).
Van Dale Uitgevers (1950)
v., 1. het wonen ; vgl. metterwoon ; 2. (Zuidn.) woning : in N.-Ned. ook in dicht. st.: zij bracht haar pracht in des konings woon (H. de Vries).
Wiktionary (2019)
woon - Zelfstandignaamwoord 1. woonplaats woon - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wonen ♢ Ik woon 2. gebiedende wijs van wonen ♢ woon! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wonen ...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Walter De Clerck (1981)
Woning; - ook: woonplaats, domicilie; dikwijls van woon veranderen. - Zie ook het frequent gebr. woonst. Woedend draaide hij zich om en nog vooraleer zijn woon binnen te gaan, wilde hij de meid afsnauwen om haar overdreven bemoeizucht, VANDEN MAELDERE 1946, 60.
M. J. Koenen's (1937)
v. (Z.-N. 1 woning; 2 het wonen): 1. de bouwvallige woon; 2. hem is de woon ontzegd.
I.M. Calisch (1864)
Woon, v. (B.m. en v.) gmv. woonplaats, verblijf; met der -, wonende, woonachtig; zich met der - begeven naar..., naar... vertrekken om er te wonen, zich vestigen te... *-ACHTIG, bn. wonende; gevestigd, gedomiciliëerd. *-BAAR, bn. (-der, -st), bewoonbaar, geschikt ter bewoning. *-HUIS, o. (...zen), tot woning ingerigt gebouw. *-KAMER, v. (-s...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: