Toevallen
(viel toe, is toegevallen), 1. (thans nog gew. in Z.-Ned.) (van personen) zich laten vallen op een bepaald doel; (ergens onverwacht) binnenvallen: dat boerenhof waar ze voor de eerste keer toevielen en als familie ontvangen werden (Streuvels); 2. (gew. in Z.-Ned.) (van zaken) neervallen, neerstorten: als ze de grote sneeuwbrokken gruisdik...