Primair
(Fr.), bn. bw., 1. eerst ontstaan, vroeg(st) aanwezig: het primaire tijdperk, de oudste periode van de aardgeschiedenis; de primaire vormen der kristallen, de grondvormen; 2. niet herleidbaar: een primair verschijnsel; primaire getallen, de ondeelbare; 3. voornaamste: primair kanaal van een bevloeiing; een primaire...