Wat is de betekenis van pause?

2025-07-22
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Pause

rust; pausering; faire une pause, pauseren.

2025-07-22
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

pause

I. rust, stilte, pausering, stilstand; gedachtestreep; orgelpunt; pauze; give pause to, doen aarzelen, nadenkend stemmen; make a pause, even pauseren; II. pauseren, even rusten, ophouden; nadenken, zich bedenken; pause over the details, stilstaan bij de bijzonderheden; pause (up)on, lang aanhouden of stilstaan bij.

2025-07-22
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Pause

1. pauze, tussenpoos, rust. 2. overtrektekening, calque.

2025-07-22
Geneeskundig woordenboek (EN-NL)

dr. mr. W. Schuurmans Stekhoven (1949)

pause

pause, onderbreking; compensatory pause, pause na extrasystole ter herstelling van het rhythme.

2025-07-22
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

pause

(Fr.) pausa, (Lat.) pauze. v. rust; rustpunt; stilstand ; rustteken.

2025-07-22
Vreemde woordenboek

S. van Praag (1937)

pause

pauze, v. rust.